Vorm de juiste afleiding

© Paul Corthouts

Noteer het afgeleide woord!


1. (conditie) Zijn toestand is bijzonder goed.

2. (principe) Hij blijft thuis om redenen.

3. (religie) Wegens haar overtuiging draagt ze een hoofddoek.

4. (mysterie) Die verdwijning is nog steeds niet opgelost.

5. (realiteit) Dat was een oefening.

6. (ambitie) De kandidaat heeft plannen.

7. (democratie) We nemen beslissingen.

8. (individu) De leerlingen maken oefeningen.

9. (kritiek) De jury gaf zeer opmerkingen.

10.( emotie) De winnaar reageerde enorm .