Ik (keek) om (de) stoelpoot heen en (zag) honderden heksenvoeten de deuren van de (balzaal) uit lopen.
Toen (ze )allemaal weg (waren) en het doodstil was geworden, begon ik voorzichtig rond te lopen over de (vloer).
Plotseling (herinnerde) ik me Bruno. (Hij) moest hier ook ergens zijn.
"Bruno !" riep ik.
Ik (verwachtte) niet echt dat ik zou kunnen spreken nu ik (een) muis was geworden, dus kreeg ik de schrik van
mijn leven toen ik mijn eigen stem, mijn (eigen) doodgewone, nogal (harde) (stem), uit mijn (kleine) (mondje) hoorde
(komen). "uit De heksen van Roald Dahl"
