De Kuipergordel en de Oortwolk

Kuipergordel
De Kuipergordel is een soort zeer grote asteroïdengordel (deze ligt zelf tussen de banen van Mars en Jupiter in) die voorbij de baan van Neptunus ligt. Het verschil met de asteroïdengordel is, o.a., dat de asteroïdengordel bestaat uit rotsachtige objecten, met daarbij nog wat ijs en metaal, terwijl de Kuipergordel vooral bestaat uit bevroren vluchtige gassen, die ‘ijzen’ (in het Engels ices) genoemd worden. Deze gassen zijn met name methaan, ammoniak en water. Onder deze ijzen bevinden zich planeetachtige objecten, bijvoorbeeld de drie dwergplaneten Pluto (vóór 2006 een planeet genoemd), Haumea en Makemake. Allemaal behoren ze tot de zogenaamde ‘klassieke Kuipergordel’, die een min of meer regelmatige schijfvorm heeft en een dynamisch evenwicht vertoont.

Sinds de ontdekking van deze gordel zijn er al meer dan duizend Kuipergordel-objecten (KBO’s) in kaart gebracht. Geschat wordt dat er in totaal zo’n 70.000 objecten zijn met een diameter groter dan 100 km. De Kuipergordel ligt tussen de dertig en vijftig Astronomische Eenheden van de zon verwijderd. Een Astronomische Eenheid is de afstand tussen Zon en Aarde. Dat is zo’n 150 miljoen kilometer.

De ‘verspreide schijf’ rond de klassieke gordel, is de vermoedelijke oorsprong van diverse soorten kometen. Deze zeer dynamische regio van het zonnestelsel werd 4,5 miljard jaar geleden gevormd door de buitenwaartse beweging van Neptunus. Het bekendste object in deze schijf is momenteel de dwergplaneet Eris, tot nu toe het grootste object in de Kuipergordel en slechts een fractie groter dan Pluto. Beide zijn, ter vergelijking, een derde kleiner dan onze Maan, die weer zes keer kleiner is dan onze Aarde.

Mogelijk is de Kuipergordel ontstaan uit de protoplanetaire schijf die zich rond de Zon bevond in een vroeg ontwikkelingsstadium van ons zonnestelsel. Tijdens haar formatie is ze waarschijnlijk sterk beïnvloed door de zwaartekracht van Jupiter en Neptunus. Bovendien zijn Uranus en Neptunus, nu de verst verwijderde planeten, waarschijnlijk binnen de baan van Saturnus ontstaan, dichtbij Jupiter, en later buitenwaarts gedrukt. Door de toenmalige wisselwerking tussen Jupiter en Saturnus bewoog Neptunus zich verder weg over de planetesimale oerschijf. Dit noemt men de ‘baanverschuiving’ van Neptunus, gevolgd door de geringere baanverschuiving van Uranus. De oerschijf werd door de verschuiving van deze zware lichamen tijdelijk chaotisch. Later stabiliseerde ze weer, echter in een veel meer uitgespreide en verder van de Zon af gelegen schijf, de huidige Kuipergordel.


Oortwolk
Op een afstand van ruim anderhalf lichtjaar, waar de zon voor een theoretische waarnemer niet meer is dan een van de talloze achtergrondsterren, bevindt zich het thuis van de kometen: de Oortwolk. Waarschijnlijk verblijven in de Oortwolk vele miljarden van dit soort ‘vuile sneeuwballen’, waarvan er af en toe enkele naar de binnendelen van het zonnestelsel afreizen - om miljoenen jaren later weer terug te keren. Het was de Nederlander Jan Hendrik Oort die in 1950 het bestaan van deze 'kosmische achtertuin' opperde en daarmee de grens van het zonnestelsel enkele lichtjaren verlegde.

De Leidse astronoom Oort kwam tot zijn hypothese na een studie naar de herkomst van kometen. Hij merkte op dat deze ijzige hemellichamen werkelijk uit alle uithoeken van het zonnestelsel leken te komen. Bovendien bezaten velen omlooptijden van honderden miljoenen jaren. Volgens Oort kon het bijna niet anders zijn dan dat onze Zon tot halverwege de meest nabije ster wordt omringd door een enorme sferische wolk van tientallen miljarden ‘slapende’ kometen. Meer dan vijftig jaar later bestaat er desondanks nog steeds onzekerheid over de Oortwolk. Astronomen worstelen met verscheidene problemen, waaronder de geringe aantrekkingskracht van de zon op een afstand van zo’n twee lichtjaar. Deze zou bij lange na niet sterk genoeg zijn om de kometen in de buurt van het zonnestelsel te houden.

De theorie van Oort werd enkele jaren geleden nóg verder ondermijnd toen een computersimulatie, uitgevoerd door het Jet Propulsion Laboratory (JPL), uitwees dat de door hem geschatte hoeveelheid kometen schromelijk was overdreven. De berekeningen toonden aan dat kometen met een diameter van twintig kilometer of minder door onderlinge botsingen volledig aan stukken geslagen moesten zijn. Eerdere modellen hielden daar geen rekening mee. Onduidelijk blijft aan welke getallen dan wel gedacht moet worden, maar over het algemeen wordt nu aangenomen dat de Oortwolk vele malen ijler is dan lang werd gedacht. Ook haar totale massa moest recent nog naar beneden worden bijgesteld. Waar men voorheen uitging van zeker veertig aardmassa’s, lijkt tien maal het gewicht van onze planeet nu een veel realistischer waarde.

De kleine ijzige hemellichamen bleven na de vorming van het zonnestelsel achter als bijproducten en werden door de zwaartekrachten van de grote planeten systematisch weggeslingerd. In de Oortwolk vond een klein deel van deze potentiële kometen een relatief stabiele omgeving. De kometen in de Oortwolk zijn niet egaal verdeeld, maar bevinden zich vooral in het equatoriale vlak en aan haar binnenste grens op ongeveer 5000 AE van de Zon. Maar ook in andere delen van het sferische geheel zijn ze ruim vertegenwoordigd. De temperaturen liggen, zó ver van de Zon, slechts enkele graden boven het absolute nulpunt.

Het idee van een enorme materiewolk om de Zon werd onder meer ingegeven door de hypothese dat zich ruwweg elke dertig miljoen jaar een zogenaamde massa-extinctie door inslagen op aarde heeft voorgedaan. De aanwezigheid van de Oortwolk bood hiervoor een uitstekende verklaring, want het geheel is uitermate gevoelig voor invloeden van buitenaf. Één van die invloeden is de getijdenwerking in het vlak van de Melkweg. Storingen in de zwaartekracht kunnen talloze kometen uit hun baan trekken. En een interplanetair ‘bombardement’ van de binnenste regionen van het zonnestelsel is dan volgens berekeningen onvermijdelijk.

Galactische getijdengolven zijn het gevolg van de beweging van de Zon door het vlak van ons sterrenstelsel. De verdeling van massa in dit vlak is erg onregelmatig en varieert naar schatting met een factor vier. Sinds onze planeet zo’n vier miljard jaar geleden ontstond, heeft het leven op aarde ten minste zeven maal een catastrofale gebeurtenis op het nippertje overleefd. Zeker drie rampen werden vermoedelijk direct veroorzaakt door botsingen met buitenaardse objecten. Het bekendste voorbeeld is ongetwijfeld de inslag die 65 miljoen jaar geleden (De Krijt-Paleogeengrens) een einde maakte aan de heerschappij van de dinosauriërs. En toevallig of niet: alle bekende grote meteorietinslagen vonden plaats omstreeks het moment dat het zonnestelsel zich een weg baande door het ijlste deel van ons sterrenstelsel.

Tot voor kort werd aangenomen dat de galactische getijdengolven vooral te wijten waren aan de aanwezigheid van enorme moleculaire gaswolken in het galactische vlak. Een recent onderzoek van onderzoekers aan de zuidwestelijke universiteit van Louisiana wees echter uit dat ook getijdenkrachten op grotere afstand, bijvoorbeeld vanuit het centrum van de Melkweg, een belangrijke rol spelen bij het bevrijden van hemellichamen uit de Oortwolk. Geschat wordt nu dat ten minste eenderde van alle bekende lang-periodieke kometen de binnendelen van het zonnestelsel dankzij dergelijke invloeden bereikt.

Een klein percentage van de kometen die in de buurt van de Zon komen, is vermoedelijk via een ander mechanisme uit de Oortwolk ontsnapt. Om de zoveel tijd passeert een andere ster de zon op geringe afstand. Feitelijk betekent dit dat er af en toe een zwaar object door de kometenwolk trekt. Verscheidene objecten worden dan uit hun baan gerukt. De mate waarin dit gebeurt, is sterk afhankelijk van de massa van het passerende object en het pad dat het volgt.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
Vul de gaten in. Druk dan op de toets "Controleer" om je antwoorden te controleren. Gebruik wanneer aanwezig, de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer je het lastig vindt om een antwoord te geven. Je kan ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: je verliest punten, wanneer je hints of aanwijzingen vraagt!

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN IN HET GEOPENDE VENSTER, ALS HET WOORD BESTAAT,TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"


Kuipergordel. Klik hier.

Oortwolk. Klik hier.

Kuipergordel en Oortwolk. Klik hier.
   1992      2400      afstand      Astronomische Eenheden      binnenste      catalogusnummer      Clyde Tombaugh      computersimulaties      dwergplaneet      elliptische      Gerard Kuiper      groter      interstellaire      Jupiter-familie      Kuipergordel      langperiodieke      lichtjaar      miljard      Neptunus      Oortwolk      periodieke      planetoïden      plutino's      richting      trans-Neptuniaanse      transneptunianen      vluchtige stoffen      voorlopig      weinig      zonnestelsel   
De is een gebied van het zonnestelsel voorbij de planeten. Het gebied strekt zich uit vanaf de baan van (op 30 AU) naar ongeveer 55 AU vanaf de Zon. Het is vergelijkbaar met de asteroïdengordel, maar het is veel groter, 20 keer zo breed en 20 tot 200 keer zo massief. Net als de asteroïdengordel bestaat het voornamelijk uit kleine lichamen, overblijfselen uit ons zonnestelsel. Terwijl de asteroïdengordel voornamelijk is samengesteld uit rots en metaal, zijn de objecten uit de Kuipergordel grotendeels samengesteld uit bevroren zoals methaan, ammoniak en water. De gordel is de thuisbasis van ten minste drie dwergplaneten, Pluto, Haumea en Makemake. De manen Triton en Phoebe, worden verondersteld afkomstig te zijn uit de Kuipergordel.

Sinds de ontdekking van de gordel in 1992 is het aantal bekende objecten gestegen tot meer dan duizend, en men denkt dat er meer dan 70.000 voorwerpen met een diameter van meer dan 100 km bestaan. De Kuipergordel werd aanvankelijk beschouwd als de belangrijkste opslagplaats voor kometen. Tussen 1990 en 2000 hebben studies aangetoond dat de Kuipergordel dynamisch stabiel is, en dat veel kometen afkomstig zijn uit de Kuipergordel. Pluto is het grootste bekende lid van de Kuipergordel. Oorspronkelijk als een planeet en later als een erkent. De Kuipergordel moet niet verward worden met de hypothetische Oortwolk, die nog veel verder weg van de Zon gelegen is. De objecten in de Kuipergordel en in de Oortwolk worden gezamenlijk aangeduid als objecten.

Sinds de ontdekking van Pluto, hebben veel astronomen gespeculeerd dat Pluto niet het enige object is in die regio. De Kuipergordel werd vroeger al als hypothese aangenomen. Het was pas in dat het eerste directe bewijs voor het bestaan ervan werd gevonden. Het aantal en de verscheidenheid van voorafgaande speculaties over de aard van de Kuipergordel hebben geleid tot aanhoudende onzekerheid over de vraag wie verdient de eer de gordel te hebben ontdekt.

In 1930, kort na de ontdekking van Pluto door , dacht Frederick C Leonard dat er waarschijnlijk een hele reeks van ultra-Neptuniaanse objecten konden bestaan. In 1955 was het de Nederlander die, naar aanleiding van een zoektocht naar de herkomst van kometen, het bestaan van een gordel suggereerde waarin zich restanten van het ontstaansproces van het zonnestelsel zouden bevinden. Hij baseerde deze veronderstelling onder meer op de baanelementen van kometen die tot de zogeheten behoren: hoofdzakelijk kort-periodieke kometen die slechts twintig jaar over één omloop doen en de baan van de Aarde dicht naderen.

Meer dan dertig jaar later bekrachtigden de theorie van Kuiper. Na de vorming van de planeten in de binnenste regionen van het zonnestelsel, moest op ongeveer 50 tot 100 AE een grote schijf van stof en gas zijn achtergebleven. Hierin zijn vervolgens geen planeten gevormd, maar voornamelijk kleine en ijzige hemellichamen. In 1992, toen de ontdekking van een dergelijke ijsdwerg met een diameter van ongeveer 93 kilometer wereldkundig werd gemaakt, kregen astronomen hun eerste empirische aanwijzing. Het object, 1992QB1, bevond zich namelijk in het voorspelde gebied. Hierna volgden nieuwe ontdekkingen elkaar snel op.

De meeste Kuipergordelobjecten weerkaatsen maar licht. Daardoor zijn ze moeilijk waar te nemen. Hun afmetingen variëren van ca. 100 m tot meer dan 1000 km doorsnede. De grootste die tot nog toe is ontdekt is Eris, ontdekt in 2005, met een doorsnede van ongeveer km, groter dan de grootste planetoïde Ceres en zelfs dan Pluto. Daarvoor was het grootst bekende Kuipergordel object Quaoar. De in 2004 ontdekte planetoïde Orcus is mogelijk nog dan Quaoar.

Een ander relatief groot object is 2000 EB173, ontdekt op 27 oktober 2000. Uit de mate van lichtweerkaatsing leidde men af dat het object ongeveer 600 km in doorsnee is, hoewel dat een vertekend beeld zou kunnen zijn. Later zijn nog veel meer vergelijkbare objecten ontdekt met diameters tussen de 400 en 800 km. Varuna en Ixion zijn nog twee voorbeelden van grote Kuipergordelobjecten. Sommige van deze objecten volgen de baan van Pluto en worden genoemd.

Het systeem in de naamgeving van deze objecten is enigszins ingewikkeld. Als een Kuipergordelobject wordt ontdekt krijgt het eerst een nummer dat het jaartal van de ontdekking aangeeft, evenals een volgnummer. Een voorbeeld is het object 2000 WR106. Als de precieze baan is berekend, krijgt het object een van het Minor Planet Center. Zowel planetoïden als Kuipergordel-objecten krijgen zo'n catalogusnummer. Het object uit ons voorbeeld kreeg het mooie ronde catalogusnummer van 20000. Tot slot mag een ontdekker het object ook een naam geven, hoewel dat meestal niet gebeurt. Het object 20000 werd (20000) Varuna gedoopt.

De objecten bewegen zich in langzaam tempo in een baan rond de Zon, in dezelfde als de planeten en planetoïden. Het duurt honderden jaren voor ze één omwenteling hebben gemaakt. Sommige objecten lijken echter zo te worden beïnvloed door de zwaartekracht van Neptunus en Uranus dat ze sterk afwijkende, banen beschrijven, soms zelfs tot in het centrum van ons zonnestelsel. Pluto en haar maan Charon beschrijven overigens eveneens een elliptische baan, waardoor ze soms binnen de baan van Neptunus komen. Vele deskundigen zijn van mening dat Pluto en Charon zelf ook als Kuipergordelobjecten moeten worden beschouwd.

De ligt tussen 50 000 en 100 000 Astronomische Eenheden van de Zon en bevat komeetachtige objecten bestaande uit ijs- en rotsbrokken. Deze sfeer werd gesuggereerd door de Nederlandse astronoom Jan Hendrik Oort en is momenteel nog steeds de enige waarschijnlijke theorie die het ontstaan van langperiodieke kometen kan verklaren. De Oortwolk heeft de vorm van een bol en een straal van 1 à 2 , en verklaart onder andere waarom kometen overal aan de hemel kunnen verschijnen. Men denkt dat de recentelijk ontdekte Sedna mogelijk een object uit de binnenste Oortwolk is.

Na het ontstaan van het vormden zich in de binnenste delen van het zonnestelsel de 8 planeten en Pluto. Hier en daar bleven er nog wat brokstukken over die nooit samenklonterden tot een planeet. Deze bevinden zich voornamelijk tussen Mars en Jupiter, met elders nog kleinere verdichtingen waar de zwaartekracht van de Zon en een planeet elkaar opheffen. Achter de baan van Neptunus bevinden zich dan weer de , een aparte klasse van objecten. Een van de vele types transneptunianen zijn de zogenaamde ijsdwergen, die zich in de Kuipergordel bevinden. Deze zijn rechtstreekse overblijfselen van het ontstaan van ons zonnestelsel, maar zijn met te weinig om een planeet te vormen. In deze Kuipergordel bevinden zich duizenden objecten. De Kuipergordel verklaart onder andere het ontstaan van een 'planeet' als Pluto en de oorsprong van kortperiodieke kometen. Deze draaien in heel elliptische banen rond de Zon en hebben omlooptijden van enkele jaren tot meerdere honderden jaren. Waar de theorie echter geen verklaring voor geeft is van waar de kometen afkomstig zijn. Regelmatig komt er een nieuwe komeet te voorschijn op een willekeurige plaats aan de hemel. Deze kometen zijn meestal een heel stuk groter dan de kortperiodieke kometen en komen meestal voor de eerste keer in de nabije omgeving van de Zon. Indien de komeet zijn periheliumdoorgang overleefd zal deze op weg gaan naar zijn aphelium dat zich op vele honderden of duizenden AE bevindt. De omlooptijd van een langperiodieke komeet bedraagt dan ook meerdere tienduizenden jaren, sommige komen zelfs nooit meer terug. Vermoedelijk overleven de meeste van deze kometen hun twee of derde omloop rond de Zon niet, maar vallen ze uit elkaar in kleinere afzonderlijke kernen die ook vlugger sublimeren.

De Oortwolk ligt buiten de Kuipergordel met mogelijk meer dan 10.000 kometen. Deze kunnen in diameter variëren van enkele meters tot meerdere tientallen kilometers. Volgens het model van Oort is de Oortwolk een stabiele wolk van kometen waar nu en dan door onderlinge wisselwerkingen een komeet van koers veranderd en zo in een sterk elliptische baan rond de Zon terecht komt. De wolk van kometen zelf is waarschijnlijk onderverdeel in twee afzonderlijke wolken van objecten, een binnenste en buitenste. De Oortwolk zou een heel stuk kleiner zijn en dichter bij de Zon staan. De meeste objecten van de binnenste wolk bevinden zich nog steeds meerdere honderden AE van de Zon. Vermoedelijk is de Oortwolk is een overblijfsel van het ontstaan van ons zonnestelsel, het is dus niet onwaarschijnlijk dat ook andere sterren uitgerust zijn met een sfeer van kometen rond de ster in kwestie. Aangezien de buitenste delen van de Oortwolk mogelijk op meer dan 2 lichtjaar van de Zon verwijderd is het mogelijk dat kometen van het ene zonnestelsel naar het andere kunnen reizen. Een theorieën is dat de langperiodieke kometen die in de binnenste delen van het zonnestelsel komen niet afkomstig zijn uit onze Oortwolk, maar uit de ruimte in onze melkweg.

Door de enorme tot de Zon is het momenteel onmogelijk met de huidige waarnemingstechnieken om een object in de Oortwolk zelf te ontdekken. Wanneer een langperiodieke komeet echter in de buurt van de Zon komt kunnen we hem wel waarnemen. Het bekendste voorbeeld hiervan is vermoedelijke de komeet Hale-Bopp die in 1996 wekenlang te zien was aan de avondhemel. Gedurende 18 maanden was de komeet zichtbaar met het blote oog, waarmee hij op dit vlak recordhouder is. Een ander object dat mogelijk vroeger deel uitmaakte van de Oortwolk is Sedna, die in 2003 werd ontdekt. Het perihelium van Sedna ligt op 76 AE, was 60% verder gelegen is dan eender welk vorig gekend object. Het aphelium daarentegen ligt op meer dan 800 , waarmee Sedna momenteel het verst gekende object in ons zonnestelsel is.