Kosmografie. Begrippen (van q tot en met z)


Quasar
Het zijn actieve kernen van sterrenstelsels die enorm veel licht uitstralen. Ze kunnen dezelfde lichtkracht hebben als 1 miljard keer de lichtkracht van de Zon. Quasars stoten met hoge snelheid plasmastromen of jets uit. Deze jets kunnen duizenden lichtjaren lang worden en staan loodrecht op de accretieschijf. In die jets overheerst de combinatie elektronen - positronen. In de nabijheid van het zwart gat halen de uitgestoten deeltjes vrijwel de lichtsnelheid.
Het mechanisme achter dit geweld is waarschijnlijk materie die in een superzwaar zwart gat valt, ongeveer een miljard zonsmassa's groot. In eerste instantie hoopt de materie zich op in een accretieschijf. Dicht bij het zwart gat wordt de materie zeer heet en zendt enorme hoeveelheden straling uit. Er is een piek in het voorkomen van quasars vanaf 1,5 miljard jaar na de Oerknal tot 3 miljard jaar.

Radiant
Het is alsof de meteorenzwerm vanuit een punt aan de hemelbol worden uitgestraald. Het is niet zo dat de meteoren vanuit één punt vallen en uit elkaar gaan. Ze vallen evenwijdig in op de aardse atmosfeer. Het is een perspectief effect. Denk aan de spoorrails die in de verte samenkomen in één punt. Meteorenzwerm krijgen de naam van het sterrenbeeld van waaruit ze schijnen te ontstaan.

Radioastronomie
Een tak van de astronomie waarin de radiogolven die door sterren of wolken worden uitgezonden, worden bestudeerd.

Radiogolf
Radiogolven zijn elektromagnetische golven met golflengten langer dan die van microgolven.

Radiotelescoop
Een instrument om radiogolven van sterren of satellieten op te vangen

Rechte klimming (a)
Klimmen kan worden begrepen als tellen. De rechte klimming is positief in de richting van de jaarlijkse schijnbare zonsbeweging tussen de sterren.
Maakt samen met de declinatie (d) deel uit van de equatoriale coördinaten. Het is de hoek gevormd in rechtsdraaiende zin vanaf het lentepunt langs de hemelevenaar tot het snijpunt van de hemelmeridiaan die door het hemellichaam gaat. De rechte klimming wordt uitgedrukt in uren, minuten, seconden.

Reflector
Een spiegeltelescoop. Een object wordt vergroot door de weerkaatsing op een spiegel. Deze telescoop bevat geen lenzen, zoals in een refractor, behalve in de te plaatsen oculairs.

Refractor
Een lenzentelescoop. Een object wordt vergroot door verschillende lenzen in de telescoop. In dit soort telescopen bevindt zich geen spiegel, zoals in een reflector.

Relativistisch
Betekent dat de snelheid of ontsnappingssnelheid zo groot wordt (namelijk dicht bij de lichtsnelheid) dat de klassieke theoriën van krachten en beweging geen voldoende nauwkeurige voorspellingen meer kunnen doen. Om nauwkeurige voorspellingen te kunnen doen voor relativistische omstandigheden heeft men de volledige relativiteitstheorieën nodig.

Resolutie
De mate waarin men op foto's details kan onderscheiden; hoe hoger de resolutie, hoe meer details men kan zien.

Resonantie
In de astronomie is een resonantie een geval waarin kleine effecten die normaal gesproken te verwaarlozen zijn nu wel een merkbaar effect hebben omdat ze precies in de maat lopen met iets anders. Een baan-baanresonantie treedt op bijvoorbeeld als een veelvoud van de omlooptijd van een maan gelijk is aan de omlooptijd van een andere maan, of een veelvoud daarvan. Een spin-baanresonantie treedt op bijvoorbeeld als een veelvoud van de draaiperiode van een maan om zijn eigen as gelijk is aan de baanperiode van de maan, of aan een veelvoud daarvan.

Retrograad
  1. Planeten: een buitenplaneet beweegt retrograad ('terug') tijdens zijn oppositielus, doordat de Aarde de planeet in haar baan om de Zon inhaalt. Op het moment dat de beweging van de planeet stopt en omkeert, is de planeet stationair.
  2. Satellieten: satellieten van planeten bewegen retrograad om hun planeet, wanneer zij in de richting draaien die tegengesteld is aan de planeetrotatie.


Revolutie
De beweging van een hemellichaam in haar baan.

Rillen
Scheuren in het oppervlak van de Maan, van een onbekende diepte.

Ring
In het algemeen is een ring iets dat plat en rond is en open in het midden. In de sterrenkunde komen ringen voor rond planeten en bestaan dan uit kleine rotsen, stofdeeltjes en ijsdeeltjes die in het equatoriale vlak rond de planeet draaien. Zie ook Rochelimiet.

Rode dwerg
Is een ster met een massa van 0,08 tot 0,5 zonnen. Ze verbranden heel langzaam helium en kunnen het zo wel 100 miljard jaar volhouden. Omdat het heelal slechts 13,7 miljard jaar oud is, weten astronomen niet hoe rode dwergen zullen eindigen. Vermoedelijk koelen rode dwergen dan af tot zwarte dwergen.

Rode reus
Is een zonachtige ster die het eind van zijn leven heeft bereikt. De ster koelt af en de stralingsdruk neemt af. Daarnaast dijt de ster langzaam uit, waardoor deze een enorme grootte bereikt. Uiteindelijk eindigt de ster in een witte dwerg, gehuld in een planetaire nevel.

Roodverschuiving
Is een dopplerverschuiving van kenmerken (zoals spectraallijnen) in het frequentiespectrum van licht, naar kleinere frequenties, waardoor geel licht in de richting van rood licht verandert. Het tegenovergestelde van roodverschuiving is blauwverschuiving. De verhouding tussen de frequenties van roodverschoven kenmerken en de frequenties van de onverschoven kenmerken wordt ook wel roodverschuiving genoemd, en meestal aangeduid met een variabele genaamd z.
Systematische roodverschuiving treedt op in de spectra van alle behalve de meest dichtstbijzijnde melkwegstelsels, hetgeen gezien wordt als bewijs voor de uitdijing van het Heelal.

Rotatie
De tollende beweging van een hemellichaam om haar eigen as.

Ruimtebel
Is een zeer groot belvormig gebied in het Heelal waarin geen of bijna geen melkwegstelsels voorkomen. Aan de randen van zulke ruimtebellen komen filamenten voor.

Ruimtehoek
De oppervlakte van een sterrenbeeld is een ruimtehoek, bijvoorbeeld gemeten in vierkante graden (Een vierkante graad (°2) is een maat voor schijnbare oppervlakte aan de sterrenhemel, en wordt gebruikt om bijvoorbeeld de grootte van een sterrenbeeld aan te geven. Zoals de meter (m) een maat is voor afstand en de vierkante meter (m2) voor oppervlakte, zo zijn de graad (°) en vierkante graad (°2) maten voor schijnbare afstand en schijnbare oppervlakte aan de hemel. Er gaan circa 41.253°2 (3602/π) in de hemelbol. Het grootste sterrenbeeld aan de hemel is de Waterslang en beslaat 1302,8°2, ofwel 3,16% van de hemel, het kleinste is het Zuiderkruis met 68,4°2 (0,17% van de hemel). De (Volle) Maan heeft een schijnbare oppervlakte van gemiddeld 0,21°2 — er is een oppervlakte van bijna 200.000 Volle Manen nodig om de hemel volledig te bedekken.) of in steradialen. De lengte, breedte, en omtrek van een sterrenbeeld zijn hoeken, bijvoorbeeld gemeten in graden of radialen. Een klein stukje van de hemelbol dat een lengte en breedte heeft van 1 graad heeft een ruimtehoek (oppervlak) van ongeveer 1 vierkante graad. Alle richtingen samen (zowel boven als onder de horizon) beslaan 129600/π = (ongeveer) 41253 vierkante graden, of 4π = (ongeveer) 12,566 steradialen.

Rochelimiet
De laagste baan dat een object kan aannemen zonder uiteengereten te worden door getijdewerking van het moederlichaam.

Röntgenstraling
Is een vorm van elektromagnetische straling die energierijk en daarom gevaarlijk is. Röntgenstraling wordt van nature uitgestraald door hele hete materie (zoals de gassen in een zonnevlam die honderdduizenden of miljoenen graden heet kunnen worden) en door bepaalde radioactieve materialen.

Samenstand of conjunctie van bewegende hemellichamen treedt op wanneer:
  1. technisch: de hemellichamen gelijke eclipticale lengte hebben
  2. algemeen: de hemellichamen aan de hemel tijdelijk dicht bij elkaar staan.


Samenstandspreiding
De samenstandspreiding is een maat voor hoe dicht bij elkaar planeten of andere dingen aan de hemel staan. De samenstandspreiding is een hoek die aangeeft hoe ver de planeten of andere dingen ongeveer van elkaar staan aan de hemel.

Satelliet
Een hemellichaam dat om een planeet draait.

Saturnus
De zesde planeet vanaf onze zon.

Schrikkeldag
Is een dag die elke paar jaar ingelast wordt om de kalender in de pas te houden met het tropische jaar, waarvan de gemiddelde lengte geen geheel aantal dagen is. In de Gregoriaanse kalender treedt de datum 29 februari alleen op in een schrikkeljaar. Deze dag wordt tegenwoordig als de schrikkeldag gezien, maar in de originele Juliaanse kalender zoals ongeveer tweeduizend jaar geleden ingesteld door de Romeinen werd de 23e dag van februari verdubbeld, was de tweede 23e februari dus de schrikkeldag, en heette de laatste dag van februari in een schrikkeljaar precies hetzelfde als in een niet-schrikkeljaar.

Schrikkeljaar
Is een jaar dat een dag meer bevat dan gewone jaren. Schrikkeljaren zijn nodig om de kalender in de pas te houden met de seizoenen.

Schrikkelseconde
Is een extra seconde die van tijd tot tijd wordt ingevoegd om de tijd die wordt aangegeven door atoomklokken niet meer dan een seconde te laten verschuiven ten opzichte van de zonnetijd. Deze verschuiving wordt veroorzaakt door het langzaam en onvoorspelbaar afremmen van de aardrotatie. Wanneer de verschuiving is opgelopen tot 0,6s wordt besloten een schrikkelseconde in te voegen, zodat de verschuiving verspringt naar -0,4s en weer een tijd lang langzaam kan oplopen. De invoering van een schrikkelseconde wordt normaalgesproken een aantal maanden vantevoren besloten en meestal om middernacht op 30 juni of 31 december (universele tijd (UTC), dus op 1 januari 1 uur wintertijd of 1 juli 2 uur zomertijd in de Benelux) overal tegelijkertijd ingevoerd. Bij een positieve schrikkelseconde springt de klok van 23:59:59 naar 23:59:60, naar 00:00:00, bij een negatieve schrikkelseconde van 23:59:58 naar 00:00:00. Schrikkelseconden zijn onder andere ingevoegd op 31 december 2005 en 31 december 2008.

Selenografisch
Betekent dat het de Maan beschrijft. Het selenografische coördinatenstelsel heeft de maanevenaar als basisvlak, en gebruikt de lengte en breedte als coördinaten.

Siderisch
Een siderische rotatie betekent de omloop die een object aflegt t.o.v. de sterrenachtergrond. En dus niet t.o.v. de zon of het moederlichaam.

Siderische dag
De tijd die de Aarde nodig heeft om ten opzichte van de sterren eenmaal rond haar as te draaien of met andere woorden het tijdsverschil tussen twee opeenvolgende meridiaanpassages van een bepaalde ster. De sterrendag duurt 23h 56m 04,1s of anders nog, één ware zonnedag is 1,0027379093 siderische dagen.

Siderisch jaar
Is de tijd die de Aarde nodig heeft om één volledige omloop om de Zon te voltooien en weer dezelfde positie tussen de sterren in te nemen (gezien vanaf de Zon). Omgekeerd is het de periode die de Zon nodig heeft om de hele dierenriem te doorlopen en weer dezelfde positie tussen de sterren in te nemen, gezien vanaf de Aarde. Het siderisch jaar duurt 365,256 363 051 dagen (in 2000). Door de precessie is een siderisch jaar niet gelijk aan een tropisch jaar.

Siderische periode
Dit is de tijd die, gezien vanaf de Zon, een planeet nodig heeft om een omloop om de Zon af te leggen ten opzichte van de sterren.

Siderische tijd
Siderische tijd is een synoniem voor sterrentijd. Het is de tijdrekening die gebaseerd is op de siderische rotatieperiode van de Aarde. De plaatselijke sterrentijd is per definitie gelijk aan de rechte klimming van de objecten die zich op de meridiaan van de waarnemer bevinden, ofwel aan de uurhoek van het lentepunt. De sterrentijd is dus altijd een bruikbare indicatie voor het deel van de sterrenhemel dat op een bepaald moment waarneembaar is. Tijdens de herfstequinox is de sterrentijd gelijk aan de plaatselijke zonnetijd.

Slagschaduw
Wordt in de sterrenkunde vaak kernschaduw of umbra genoemd.

Snaartheorie
Waar de algemene relativiteit van toepassing is (nl. in de grote structuren), is de zwaartekracht de bepalende factor terwijl de drie andere wisselwerkingen verwaarloosbaar zijn. Waar de kwantummechanica op het voorplan treedt (in de wereld van de microscopie) moet de zwaartekracht de plaats ruimen voor de sterke wisselwerking, zwakke wissselwerking en elektromagnetische wissselwerking. Maar tijdens exceptionele omstandigheden wordt de zwaartekracht even belangrijk als de andere drie wisselwerkingen. Dit is het geval tijdens de eerste momenten van het universum waar temperatuur en dichtheid extreme vormen aannamen. De ontrafeling van deze eerste periode vereist een algemene theorie waarin de algemene relativiteit en de kwantummechanica harmonisch samengaan.
In de snaartheorie bestaan de fundamentele bouwstenen van de natuur uit microscopische objecten waarvan de grootte van de orde zou zijn van de lengte van Planck (1,6161 x 10-35 m). De bekende deeltjes, zowel de fermionen als de bosonen verschijnen als bijzondere vibratiewijzen van de fundamentele snaartjes. Vioolsnaren brengen klanken voort als ze aangeslagen worden, de fundamentele snaartjes brengen deeltjes voort. De snaartheorie kent 10 dimensies (9 ruimtelijke en 1 voor de tijd) waarvan er 6 minuscuul zijn en in zich 'opgerold'.
De naam M-theorie is blijkbaar bewust geheimzinnig gehouden en kan staan voor Mystery Theory, Mother Theory, enz. Volgens Edward Witten vereist het 'universum van de snaren' 11 dimensies (10 ruimtelijke en 1 voor de tijd).

Solstitium
Of zonnewende is het moment dat de Zon boven de grootste of kleinste breedte op Aarde staat. Het begin van de zomer, rond 21 juni, is gedefinieerd als het zomersolstitium, het begin van de winter, rond 21 december, als het wintersolstitium. In Nederland en België staat de Zon tijdens het zomersolstitium in het hoogste punt (midzomer), tijdens het wintersolstitium in het laagste punt (midwinter). Voor het zomersolstitium klimt de Zon in hoogte, tijdens het solstitium staat de Zon stil, en keert haar bewegingsrichting om. De solstitia bepalen mede de seizoenen.

Spectograaf
Een instrument om het licht dat van een ster ontvangen wordt, op te splitsen in de kleuren waaruit het bestaat. Deze kunnen dan afzonderlijk bestudeerd worden.

Spectraallijn
Is een hele smalle reeks van golflengten (kleuren) waarop een stralend voorwerp zoals de Zon meer of minder helder straalt dan op nabije golflengten. Een spectraallijn waarin een voorwerp minder helder straalt heet een absorptielijn, en een spectraallijn waarin een voorwerp helderder straalt is een emissielijn.
Elke stof heeft zijn eigen stel spectraallijnen, dus spectraallijnen geven een soort vingerafdruk van de bijbehorende stof. De sterkte van een spectraallijn (de hoeveelheid absorptie of emissie erin) hangt van veel dingen af, onder andere van de temperatuur en gasdruk in het materiaal, en soms ook van de sterkte van het magneetveld op die plek. De preciese golflengte of frequentie waarop een spectraallijn zich bevindt hangt ook (via het dopplereffect) af van de snelheid van de stof ten opzichte van de waarnemer. Sterrenkundigen gebruiken vaak filters om naar telkens één spectraallijn te kijken om daaruit dingen te meten waarvoor de spectraallijn gevoelig is.

Spectroscopische dubbelsterren
Twee sterren die zo dicht bij elkaar staan, dat ze door een telscoop als één ster gezien worden. Hun dubbele voorkomen kan alleen worden waargenomen, als hun licht wordt opgesplitst met een spectrograaf.

Spicules
Bewegende materiesprietjes in de chromosfeer van de Zon.

Spiraalarm
Is de lichte, spiraalvormige band in spiraalvormig sterrenstelsel (spiraalstelsel). Ook ons Melkwegstelsel heeft spiraalarmen.

Spiraalstelsel
Is de korte aanduiding voor een spiraalvormig sterrenstelsel, een sterrenstelsel dat meer of minder duidelijke spiraalstructuur vertoont. Deze structuur bevat afwisselend donkere en lichte banen, de lichte spiraalvormige banen worden spiraalarmen genoemd. Ons Melkwegstelsel is een spiraalstelsel.

Stationair
Een planeet is stationair wanneer de voorwaartse beweging van de planeet ten opzichte van de sterren stopt, om vervolgens om te keren. De planeet beweegt dan retrograad. Dit gebeurt bijvoorbeeld aan het begin en einde van een oppositielus. Gegevens van de de momenten waarop de planeten stationair zijn, zijn te vinden in de tabel planeetverschijnselen.

Stellaire classificatie
De sterren worden ingedeeld op basis van hun spectraallijnen die in grote mate overeenkomen met hun oppervlaktetemperatuur. Ze worden aangeduid met een letter gevolgd door een cijfer. De belangrijkste klassen zijn : O, B, A, F, G, K, en M; O zijn de heetste ; M de koelste sterren. De cijfers zijn onderverdelingen van de hoofdklassen. O en B sterren zijn heel helder maar komen weinig voor. M sterren daarentegen zijn lichtzwak maar zijn groot in aantal. De zon is een G2 ster.

Ster
Is een bal van (hoofdzakelijk) waterstofgas die zo veel massa heeft dat hij door zijn eigen zwaartekracht bij elkaar gehouden wordt. in het midden zo'n hoge gasdruk en temperatuur heeft dat er kernfusie van waterstof tot helium gebeurt, waaruit de energie komt die de ster uitstraalt.

Schemering
Heeft in de sterrenkunde een andere betekenis dan die in het dagelijks leven wordt gebruikt. In de gangbare betekenis van het woord betekent schemering de periode kort (ongeveer een uur) na zonsondergang en kort voor zonsopkomst. In dat geval is de schemering een korte periode die tweemaal per dag plaatsvindt. Voor een sterrenkundige begint de schemering echter 's ochtends voor zonsopkomst, en eindigt pas 's avonds na zonsondergang. Dit is dus één lange periode, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, die dus ook de gehele periode van daglicht omvat. De schemering vindt voor een sterrenkundige dus slechts eenmaal per dag plaats, en is de periode waarin het te licht is om de nachthemel waar te nemen. Sterrenkundigen onderscheiden drie soorten schemering. Van minder naar meer duisternis zijn dat de burgerlijke schemering, de nautische schemering en de astronomische schemering. Deze vinden plaats wanneer de Zon respectievelijk minder dan 6°, minder dan 12° en minder dan 18° onder de horizon staat. De astronomische schemering omvat dus ook de nautische en burgerlijke schemering. Het deel van het etmaal waarin het niet schemert noemen we de burgerlijke nacht, nautische nacht, respectievelijk astronomische nacht. In de zomer wordt het in de Benelux niet volledig donker. De Zon staat dan midden in de nacht minder dan 18° onder de horizon en dus vindt gedurende de gehele nacht de astronomische schemering plaats. Met andere woorden: er vindt dan dus geen astronomische nacht plaats.

Sterhoop
Of stercluster is een groep van enkele duizenden tot enkele miljoenen sterren. Men onderscheidt open sterrenhopen en bolvormige sterrenhopen.

Sterrenbeeld
Of constellatie is een denkbeeldige figuur die wordt verkregen door (in gedachten) lijnen te trekken tussen verschillende heldere sterren. Vaak werden deze figuren vereenzelvigd met karakters uit de (Griekse) mythologie. Bekend zijn onder andere de sterrenbeelden van de dierenriem.

Sterrenstelsel
Is een grote verzameling van sterren, sterhopen, gasnevels, stofnevels, et cetera. Een typisch sterrenstelsel heeft zo tussen de 1 miljard (1.000.000.000) en 1 biljoen (1.000.000.000.000) sterren. Bekend zijn de foto's van sterrenstelsels met een mooie spiraalstructuur, maar er bestaan ook elliptische en onregelmatig gevormde sterrenstelsels. Ons zonnestelsel bevindt zich in het sterrenstelsel dat we het Melkwegstelsel noemen, een vrij groot spiraalstelsel met naar schatting circa 200 miljard sterren, waar de Zon er een van is. Een bekend sterrenstelsel is de Andromedanevel, een groot spiraalstelsel dat zich op circa 2 miljoen lichtjaar van ons Melkwegstelsel bevindt en met wat moeite met het blote oog kan worden onderscheiden.

Sterrentijd
Is gelijk aan de rechte klimming die op dat moment door de hemelmeridiaan gaat. Als een gegeven sterrentijd (tussen 0 en 24 uur) weer terug komt, dan staan de sterren weer op dezelfde plekken aan de hemel (gezien vanaf dezelfde plaats op Aarde). De sterrentijd verloopt een klein beetje sneller dan gewone tijd: 24 uur sterrentijd komt overeen met 23 uur 56 minuten 4 seconden gewone tijd. Nabij de equinox van september zijn de sterrentijd en de zonnetijd ongeveer gelijk.

Stofschijf
Bestaat uit gas- en stofdeeltjes. Deze schijf draait vaak om een (zeer) jonge ster, waar later planeten uit gevormd worden.

Stralingsdruk
De kracht die uitgeoefend wordt door welke straling dan ook (warmte en licht) op welk object dan ook.

Supernova
Tijdens het maximum evenaart de lichtkracht van de supernova de lichtkracht van het hele melkwegstelsel waarvan het deel uitmaakt. Het zijn dus gewoonlijk heel spectaculaire gebeurtenissen. Ze komen ook veelvuldig voor. In het zichtbare universum is er ongeveer elke seconde een supernova. In onze Melkweg komt een heldere supernova eens om de honderd jaar voor. In het sterrenbeeld Vela vond meer dan 10.000 jaar geleden een supernova plaats, op een afstand van ongeveer 1500 lichtjaar. De restanten reiken tot ver buiten het sterrenbeeld.

Supernova van het type I.
Ze worden geassocieerd met oude sterren van relatief kleine massa (zoals onze Zon). In het spectrum komt geen waterstof voor, wat iets verklaart over de ontstaansgeschiedenis. Na de supernova van dit type blijft van de witte dwerg niets meer over, enkel een uitdijende wolk. De helderheid van dit type supernova is vrijwel gelijk omdat ze op dezelfde manier ontstaat: uit witte dwergen. Door dit vaste helderheidsverloop kan de afstand ervan bepaald worden. Ze zijn dan ook heel geschikt om de kromming van de ruimte te bepalen. Deze supernova kan op twee wijzen ontstaan.
Witte dwerg en begeleider. Door het invangen van gas van een begeleider (bijv. een rode reus), kan de witte dwerg op een bepaald ogenblik de Chandrasekhar-limiet (1,4 zonsmassa) overschrijden. Daardoor haalt de zwaartekracht het van de elektronendruk en de witte dwerg stort ineen. De temperatuur loopt in de kern zo hoog op dat koolstof in de kern ontbrandt. Verdere nucleaire reacties komen op gang waarbij zuurstof, neon, magnesium en zelfs ijzer, kobalt en nikkel wordt gevormd. Deze ontbranding bereikt snel het oppervlak waar de temperatuur niet hoog genoeg meer is om ijzer te vormen.De supernova ontbranding kan tot gevolg hebben dat de buitenste lagen in de ruimte worden geslingerd. Twee witte dwergen die rond een gemeenschappelijk zwaartepunt roteren en uiteindelijk zo dicht naderen dat ze op elkaar invallen.

Supernova van het type II.
In het spectrum komen waterstoflijnen (of emissielijnen of absorptielijnen) voor. Ze worden geassocieerd met massieve jonge sterren (vanaf ongeveer 8 zonsmassa's) die nog waterstof in de buitenlagen hebben. De lichtkrommen hebben een meer onregelmatige vorm omdat de massa's veel kunnen verschillen. In de kern komt een reeks verbrandingsfasen tot stand waarbij de eindproducten van de vorige verbrandingsfase als brandstof dient voor de volgende fase (schilverbranding). Een supernova komt op gang zodra in de kern ongeveer 1,4 zonsmassa volledig uit ijzer bestaat. De kern valt in elkaar en er komt een ontzaglijke hoeveelheid energie vrij. Een schokgolf keert de collaps om in een krachtige expansie. De energie die vrijkomt is gravitationeel van oorsprong. Indien de massa van de kern tussen 1,4 en 3 zonsmassa bedraagt, blijft de ingeklapte kern over als een neutronenster. De ineenstorting tot een neutronenster gebeurt in één seconde. De buitenlagen worden weggeblazen. Er komen neutrino's vrij, radio- en röntgenstraling en optisch licht. Het grootste gedeelte van de vrijgekomen energie bestaat uit neutrino's. Wanneer een gammaflits wordt waargenomen, denkt men tegenwoordig aan een hypernovaexplosie. Het zou te maken hebben met het ontstaan van een zwart gat. Dan bedraagt de massa van de ingeklapte kern meer dan 3 zonsmassa.
Zonder overdrijven kan men zeggen dat wij ons bestaan te danken hebben aan supernovae. Het zijn zij die ervoor zorgen dat de levensnoodzakelijke elementen zoals ijzer, zuurstof, koolstof, ... die in de kern zijn aangemaakt, in de kosmos worden verspreid.

Supersonisch
De term supersonisch betekent dat de snelheid van het bewegend object hoger is dan de snelheid van het geluid in het omringend medium. In de lagere luchtlagen van de Aarde bedraagt de geluidssnelheid ongeveer 330 m/s. Mach 1 is gelijk aan de geluidssnelheid. In de bijna lege ruimte heeft de geluidssnelheid een waarde van ongeveer 10 km/s.

Surge
Een kort bestaande verstoring in de chromosfeer van de Zon.

Synchrone omloopbaan
De baan van een satelliet waarvan de omlooptijd net zo lang is als de rotatietijd van de planeet rond zijn as. Als de inclinatie van de satelliet 0 graden is ( de satelliet bevindt zich in het vlak van de evenaar van de planeet) blijft de satelliet vanuit het standpunt van de planeet steeds op dezelfde plaats. Dit is het geval voor de geo-stationaire communicatiesatellieten.

Synchrone rotatie
Wanneer de rotatieperiode van een satelliet rond zijn as evenveel tijd in beslag neemt als een omloop rond de moederplaneet spreekt men van synchrone rotatie. Dit betekent dat de satelliet steeds dezelfde zijde naar de planeet richt (vb. de maan).

Synchrotronstraling
Wanneer elektronen de lichtsnelheid benaderen en een magnetisch veld ontmoeten, spiraleren ze rond dat veld en sturen elektromagnetische straling uit. Meestal is dit radiostraling maar de synchrotronstraling kan ook in andere golflengten voorkomen: visueel, ultraviolet of röntgenstraling.

Synodisch
Een synodische periode is de periode waarna de onderlinge verschijnselen van twee hemellichamen zich herhalen. Als er slechts één hemellichaam genoemd wordt, dan bedoelt men de synodische periode van dat hemellichaam ten opzichte van (of gezien vanaf) de Aarde.
Na een synodische maand heeft de Maan weer dezelfde maanstand (bijvoorbeeld volle maan) bereikt. De tijd tussen twee opposities of (gelijksoortige) conjuncties van een planeet is de synodische periode van die planeet. Na die tijd heeft de Aarde de planeet weer ingehaald in zijn baan rond de Zon (of de planeet de Aarde). De tijd waarna een bepaalde zonnevlek naar dezelfde plek op de zonneschijf terugkeert is de synodische rotatieperiode van de Zon (maar die is niet overal op de Zon hetzelfde, vanwege differentiële rotatie).

Temperatuur
Is een maat voor hoe warm iets is. Er zijn verschillende eenheden in gebruik voor de temperatuur. In Nederland en België is de meest gebruikte eenheid de graad Celsius (genoteerd ℃). In Amerika (en niet zo lang geleden ook nog in Engeland) gebruiken ze de graad Fahrenheit (℉). In de wetenschap wordt vaak de kelvin (zónder hoofdletter; ook genoteerd als K ― zónder "graad") gebruikt. Het vriespunt van water op zeeniveau op Aarde ligt op 0℃, 32℉, en 273 K. Het kookpunt van water ligt dan op 100℃, 212℉, en 373 K.

Terminator
De scheiding tussen het verlichte en het donkere gedeelte van een planeet of een maan.

Topocentrisch
Vanuit het standpunt van de waarnemer gezien.

Transit
Is in de sterrenkunde een synonym voor doorgang (door het zuiden).

Tropisch jaar
Is de tijd die verloopt tussen twee gelijke equinoxen of twee gelijke solstitia en dus de tijd die nodig is voor één volledige rondgang door alle vier de seizoenen. Het tropisch jaar duurt 365,242 189 67 dagen (in 2000). Door de precessie is een tropisch jaar circa 0,014 dagen (ongeveer 20 minuten) korter dan een siderisch jaar. De Gregoriaanse kalender is gebaseerd op het tropisch jaar, waardoor de seizoenen niet (of nauwelijks) verschuiven.

Uitdijend heelal
De theorie, die stelt dat het hele heelal langzaam uitzet.

Ultraviolet
Is een vorm van elektromagnetische straling met golflengten net onder die van zichtbaar licht (net voorbij die van violet licht).

Umbra
De donkere kern van een zonnevlek. Gewoonlijk is deze kern omgeven door een lichter gedeelte: de penumbra.

Universum
Een gigantisch groot gebied, waarin zich sterrenstelsels, sterren en planeten huisvesten. Het universum is waarschijnlijk 13,7 miljard jaar oud en bevat alles wat wij kennen. Alles wat wij zien maakt ook deel uit van het universum. Sommige denken dat er meerdere universa zijn. Het is een ander woord voor heelal.

Uranus
Is de zevende planeet van het Zonnestelsel, geteld vanaf de Zon. Uranus is een joviaanse planeet met een zeer dichte en dikke atmosfeer (van hoofdzakelijk waterstof en helium), veel manen, en smalle ringen. Uranus heeft een diameter van 51.118 km en is nummer 4 op de lijst van grootste hemellichamen in ons Zonnestelsel.

Uurhoek
Maakt deel uit van de uurcoördinaten (coördinatenstelsels). De uurhoek van een punt P op de hemelsfeer is de hoek in het evenaarsvlak tussen het zuiden en het snijpunt door P op het evenaarsvlak. Het declinatie-uurhoek systeem wordt toegepast bij equatoriaal opgestelde telescopen. Bij deze instelling is één as van de telescoop parallel met de rotatieas van de Aarde. Daardoor kan de declinatie rechstreeks afgelezen worden van de telescoop. De uurhoek echter verandert mee met de tijd.

Vallende ster
is een ruimtesteen die verbrandt in de atmosfeer. Het wordt ook vaak aangeduid als een meteoor. Een ruimtesteen die op de grond terecht komt is een meteoriet.

Van Allen-gordels
Dit zijn gordels van geladen deeltjes die de Aarde omringen. Ze werden ontdekt met behulp van kunstmatige satellieten.

Venus
Is de tweede planeet van het Zonnestelsel, geteld vanaf de Zon. Venus is een aardse planeet, met een dikke atmosfeer van hoofdzakelijk kooldioxide maar geen manen of ringen. Venus heeft een diameter van 12.104 km en is nummer 7 op de lijst van grootste hemellichamen in ons Zonnestelsel

Veranderlijke sterren
Sterren waarvan de helderheid varieert. De helderheid van enkele sterren varieert regelmatig. Drie procent van alle zichtbare sterren zijn veranderlijke sterren.

Verstoren
Een planeet of satelliet uit zijn normale omloopbaan brengen.

Visuele dubbelster
Een paar sterren die dicht bij elkaar staan, maar van elkaar te onderscheiden zijn met een telescoop.

Visuele magnitude
De magnitude van een ster, zoals die met het oog gezien wordt. Deze kan verschillen van de fotografische magnitude.

Volle maan
De aarde staat tussen de maan en de zon. Hierdoor zien we vanaf de aarde dat de maan helemaal verlicht is. Deze fase komt eenmaal in de 28 dagen voor.

Vuurbol
Een meteoor die helderder is dan Venus

Walvlakten
Zeer uitgebreide kraters op de Maan.

Wassende maan
Is de Maan tijdens de periode waarin steeds meer van de maanschijf verlicht wordt. Deze periode loopt van nieuwe maan tot volle maan.

Wetten van Kepler
1. De banen van de planeten zijn elliptisch met de Zon in een brandpunt.
2. Een lijn, van de planeet naar de zon getrokken, beweegt zich over gelijke oppervlakken in gelijke tijden.
3. De tijdsduur voor een planeet om haar baan om de Zon af te leggen, neemt toe met de afstand van die planeet tot de Zon.

Westpunt
Is het punt aan de horizon recht ten westen van jou. Op de nachteveningen gaat de Zon onder in de buurt van het westpunt.

Wisselwerkingen
Er zijn 4 wisselwerkingen of interacties gerangschikt volgens sterkte:
De sterke wisselwerking met het gluon als krachtdeeltje;
De elektromagnetische wisselwerking met het foton als krachtdeeltje;
De zwakke wisselwerking met de zwakke ijkbosonen (gauge boson) als krachtdeeltje;
De zwaartekracht met het graviton als krachtdeeltje.

Witte dwerg
Is het overblijfsel van een kleine of niet te massieve ster. De meeste witte dwergen zijn samengesteld uit koolstof en zuurstof (C en O). Er bestaan ook helium (He) witte dwergen en zuurstof, neon en magnesium witte dwergen (O, Ne, Mg).
In de kern van een witte dwerg wordt de druk niet meer beïnvloed door de temperatuur maar door de dichtheid van de vrije elektronen. Bij toenemende druk is de materie vanaf een bepaald ogenblik ontaard. De ontaarding zorgt op zijn beurt voor een druk die vanaf een bepaald ogenblik sterk genoeg is om weerstand te bieden aan de gravitatie. Men spreekt van 'elektronendruk'. Bij de Zon zal de ontaarding zich manifesteren bij een temperatuur van 100 miljoen K.
Hoe meer massa een witte dwerg bevat, hoe groter de dichtheid en hoe kleiner het volume. De straal van een witte dwerg varieert van 0,02 keer de straal van de Zon tot ongeveer 0 (bij een theoretische massa van 1,4 zonsmassa). Volgens Chandrasekhar bestaan er geen witte dwergen die zwaarder zijn dan 1,4 zonsmassa. Die limiet wordt de Chandrasekhar-limiet genoemd. De centrale dichtheden van witte dwergen varieren tussen 105 en 1012 gr/cm3. Een typische dichtheid is 107 gr/cm3 doorheen de witte dwerg.

Zenit
Het punt dat recht boven je ligt aan de hemel. Voor waarnemers is het zenit het beste gebied om waar te nemen, omdat de atmosfeer er dunner is en omdat er weinig lichtvervuiling te zien is.

Zichtbare licht
Is een vorm van elektromagnetische straling met golflengten tussen pakweg 400 en 800 nm. Sommige soorten elektromagnetische straling die we niet kunnen zien worden toch wel eens licht genoemd, bijvoorbeeld infrarood en ultraviolet "licht".

Zodiacaal licht
Een zwakke lichtkegel die zichtbaar is na zonsondergang en voor zonsopgang. Astronomen vermoeden dat het zonlicht is dat weerkaatst wordt door stof in de ruimte tussen de Zon en de Aarde.

Zonneconstante
De totale straling, ontvangen in een minuut, op een oppervlak van een vierkante centimeter, die geplaatst is onder een rechte hoek met de zonnestralen, net buiten de aardatmosfeer.

Zonnecyclus
De voornaamste periodiciteit in de zonneactiviteit is de 11-jarige cyclus of de zonnecyclus. De periode is niet constant maar varieert tussen 9,5 en 12,5 jaar. Een cyclus begint bij de minimum activiteit van de Zon. De vorige volledige zonnecyclus is deze van 1986,8 -1996,4 en kreeg het nummer 22. De 'eerste' zonnecyclus is deze van 1755 tot 1766. Momenteel bevinden we ons in de 23ste zonnecyclus.
De 11-jarige cyclus komt tot uiting in de breedteligging van de zonnevlekken. Bij het begin van de cyclus verschijnen nieuwe zonnevlekken ongeveer op de +/- 45° breedte. Naarmate de cyclus evolueert, verhuizen de vlekken naar de Evenaar, tot ongeveer +/- 5° breedte bij het einde van de cyclus. De plots die deze kenmerken weergeven, worden vlinderdiagrammen genoemd. Daarbij valt het op dat er tijdens het maximum van de zonneactiviteit een ompoling plaatsvindt of een omslag van het magnetisch veld. Zo was er een ompoling op 15-02-2001. Sindsdien bevindt zich de magnetische noordpool in het zuidelijk halfrond. Rond het jaar 2012 zullen de magnetische polen opnieuw omwisselen. Indien men de ompoling in rekening brengt, komt men tot een cyclus van 22 jaar.

Zonne-energie
De energie, uitgezonden door de Zon, die geproduceerd wordt door kernreacties in de Zon.

Zonnefysica
Is de wetenschap die de Zon bestudeert. Het is een deel van de astronomie. Mensen die aan zonnefysica doen worden wel zonnefysici genoemd.

Zonnenevel
Een wolk van gas en stof die ongeveer 5 miljard jaar geleden begon samen te trekken en waaruit vervolgens ons zonnestelsel ontstond.

Zonnestelsel
Het barycentrum met onze zon als centraal middelpunt. Alle objecten die om de zon draaien, maken ook deel uit van het zonnestelsel. Ons zonnestelsel kent acht planeten, vele dwergplaneten, manen, asteroïden en kometen.

Zonnetijd
Is het tijdssysteem dat gebaseerd is op de dagelijkse beweging van de Zon. De ware zonnetijd wordt weergegeven door een zonnewijzer. Doordat de zonnetijd zo gemakkelijk gemeten kan worden, was het het eerste tijdssysteem dat door mensen (en in feite ook door planten en dieren) gebruikt werd. In dit systeem vindt het midden van de dag (de middag) plaats op het moment van de doorgang van de Zon door het zuiden. Nadelen, en reden om een nieuw systeem te ontwerpen, zijn met name het feit dat de middag op een (iets) ander moment plaats vindt voor verschillende plaatsen op Aarde, en dat de lengte van de zonnedag (de tijd tussen twee middagen) licht variëert gedurende de seizoenen. Dit maakt het lastig om een exact tijdstip te definiëren.

Zonnevlam
Zijn gigantische ontploffingen in de zonneatmosfeer. Ze werden het eerst ontdekt naar aanleiding van het overweldigend poollicht van 1859. Zonnevlammen evolueren op een tijdsschaal van enkele minuten. Ze ontstaan waarschijnlijk wanneer de magnetische veldlijnen geassocieerd met een zonnevlek verstrengeld raken en energie vrijmaken via magnetische 'reconnectie'. Tijdens een zonnevlam komt er harde röntgenstraling en gammastraling vrij. Daarenboven komen energetische deeltjes (protonen, elektronen en alfadeeltjes of heliumkernen) vrij die zich bewegen langs de magnetische velden van de heliosfeer. Men staat verstomd van de efficiëntie waarmee flares subatomaire deeltjes versnellen tot energieën die groter zijn dan een miljard eV. De wijze waarop dit plaatsvindt is veel efficiënter dan gelijk welke deeljesversneller die op Aarde is gebouwd. De meest energetische deeltjes kunnen reeds na een tocht van slechts enkele uren de Aarde bereiken waar ze in de atmosfeer op hogere breedtegraden verbrijzeld worden door de moleculen van lucht. Poollicht kan er het gevolg van zijn. Een recente krachtige zonnevlam werd op 2 april 2001 opgemerkt aan de westelijke rand van de Zon nabij de zonnevlek 9393. De flare was krachtiger als deze die in 1989 een elektriciteitscentrale in Canada uitschakelde. Gelukkig voor ons was ditmaal de maximale puls van de uitstoot niet op de Aarde gericht.

Zonnevlek
Zijn gebieden op de Zon waar het magneetveld heel sterk is, tot wel 3000 gauss. Zonnevlekken zien er een stuk donkerder uit dan hun omgeving in bijna alle soorten waarnemingen, omdat ze een paar duizend graden kouder zijn dan hun omgeving en ook groot zijn. Zonnevlekken reiken in diameter van ongeveer 2500 tot meer dan 50.000 km. Een zonnevlek is vaak ruwweg cirkelvorming, hoewel sommigen een erg onregelmatige vorm hebben. Zonnevlekken hebben twee duidelijk verschillende delen: de donkere umbra in het midden, en de minder donkere penumbra daar omheen. Het verschil tussen een zonnevlek en een porie is dat een porie geen penumbra heeft.

Zonnevlekkenperiode
Het aantal zonnevlekken op de Zon verandert vrij regelmatig met een periode van ongeveer 11 jaar, die de zonnevlekkenperiode of zonnecylus wordt genoemd. Als het aantal zonnevlekken het kleinst (nul of bijna nul) is zit de Zon in het zonnevlekkenminimum, en als het aantal het grootst is dan zit de Zon in het zonnevlekkenmaximum. Het laatste zonnevlekkenmaximum was in 2001. Met het aantal zonnevlekken verandert ook de sterkte van andere fenomenen op de Zon, zoals het aantal zonnevlammen en het aantal coronamassa-uitstotingen. Meer algemeen wordt de zonnevlekkenperiode dan ook wel de activiteitscyclus van de Zon genoemd.

Zonnewende of solstitium
Is het moment waarop de declinatie van de Zon van toenemend naar afnemend verandert, of van afnemend naar toenemend. Er zijn twee zonnewenden per tropisch jaar: de noordelijke zonnewende en de zuidelijke zonnewende. De zonnewenden markeren midzomerdag en midwinterdag, en het begin van de astronomische seizoenen zomer en de winter.

Zonnewind
Het buitenste gebied van de Zon, de corona, is zo heet (tot 2 miljoen graden) dat waterstof en helium aan de zwaartekracht van de Zon kunnen ontsnappen en een voortdurende uitstoot van materie veroorzaken die de zonnewind wordt genoemd. Omwille van de hoge temperatuur is de zonnewind (volledig geïoniseerd) plasma. Daarenboven bereikt de zonnewind een supersonische snelheid op een afstand van enkele zonnediameters omwille van de opwarming, de compressie en de daaropvolgende expansie. Ter hoogte van Mercurius bereikt de zonnewind Mach 3 terwijl bij de buitenplaneten het Machgetal 8 en meer kan worden gehaald.
De expanderende zonnewind sleept het magnetisch veld van de Zon naar buiten, waardoor het zogenaamde 'interplanetair magnetisch veld' wordt gevormd. Het gebied in de ruimte waar dit magnetisch veld van de Zon overheerst wordt de heliosfeer genoemd.
Het zonnewind plasma bestaat voornamelijk uit hete elektronen en protonen met een kleine fractie van He2+ ionen en enkele andere zware ionen. De zonnewind afkomstig van streamers (met gesloten veldlijnen) is traag, terwijl deze die ontstaan in coronale gaten, snel is (tot 900 km/s).

Zuidelijke zonnewende
Is de zonnewende waarbij de Zon het verste ten zuiden van de hemelevenaar komt. Dan is het in het zuidelijke halfrond midzomerdag en begint daar de zomer, en is het in het noordelijke halfrond midwinterdag en begint daar de winter. In de Gregoriaanse kalender valt de zuidelijke zonnewende rond 21 december.

Zuidpunt
Is het punt aan de horizon recht ten zuiden van de waarnemer.

Zwaartekracht
Of gravitatie is de kracht die werkt tussen alle dingen die massa hebben. De zwaartekracht is één van de vier fundamentele natuurkrachten, en is de meest belangrijke op astronomische schalen (afstanden). Zwaartekracht is altijd aantrekkend, en nooit afstotend. Dankzij de zwaartekracht zweven wij niet van de Aarde weg, blijft de Aarde bij elkaar, en blijft de Aarde rond de Zon draaien. Mede dankzij de zwaartekracht blijft de Zon schijnen.

Zwaartepunt
Het zwaartepunt van een voorwerp of een stel voorwerpen is het gemiddelde van de posities van alle delen van de dingen, elke positie gewogen met de massa van het bijbehorende deel. Als je een voorwerp zonder wrijving op zijn zwaartepunt balanceert, dan kun je het zonder moeite laten ronddraaien. Voor berekeningen van de positie van een voorwerp onder invloed van krachten van buitenaf kun je vaak net doen alsof alle massa van het voorwerp in het zwaartepunt zit. Krachten tussen de delen van een voorwerp of stel voorwerpen kunnen de plaats van het zwaartepunt van dat voorwerp of die voorwerpen niet veranderen.

Zwarte dwerg
Wanneer een rode dwerg sterft, koelt deze af tot een zwarte dwerg. Ook witte dwergen koelen langzaam af tot zwarte dwergen. Dit proces kan miljarden jaren duren. Een zwarte dwerg is nog nooit ontdekt. Dit heeft twee oorzaken:
1. Het heelal is nog niet oud genoeg om zwarte dwergen te huisvesten.
2. Zwarte dwergen zijn moeilijk waarneembaar.

Zwarte gat
Een punt in de ruimte waar massa zo dicht op elkaar is geperst, dat de zwaartekracht zo sterk is dat licht niet kan ontsnappen. Alle materie dat in een zwart gat valt, zal uit elkaar worden getrokken (zelfs de atomen). Sommige wetenschappers zijn van mening dat zwarte gaten een verbinding vormen met een ander universum.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN.
ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD.

Combineer een element links met een element rechts. Je kan selecteren uit het uitrolmenu.
ALLES VERWERKT? KLIK DAN PAS OP DE TOETS CONTROLEER.

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN, ALS HET WOORD BESTAAT, IN HET GEOPENDE VENSTER TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
*
Actieve kernen van sterrenstelsels die enorm veel licht uitstralen.
*
Zwermmeteoren die schijnbaar vanuit een punt aan de
hemelbol worden uitgestraald.
*
Een tak van de astronomie waarin de radiogolven die door sterren
of wolken worden uitgezonden, worden bestudeerd.
*
Elektromagnetische golven met golflengten langer dan
die van microgolven.
*
Een instrument om radiogolven van sterren of satellieten op te vangen.
*
De hoek gevormd in rechtsdraaiende zin vanaf het lentepunt
langs de hemelevenaar tot het snijpunt van de hemelmeridiaan
die door het hemellichaam gaat.
*
Een spiegeltelescoop.
*
Een lenzentelescoop.
*
De mate waarin men op foto's details kan onderscheiden.
*
Een geval waarin kleine effecten die normaal gesproken
te verwaarlozen zijn nu wel een merkbaar effect hebben
omdat ze precies in de maat lopen met iets anders.
*
Een omloop die verloopt in wijzerzin bekeken vanaf het centraal object.
*
Wanneer satellieten van planeten draaien om hun planeet
in de richting die tegengesteld is aan de planeetrotatie.
*
De beweging van een hemellichaam in haar baan.
*
Scheuren in het oppervlak van de Maan, van een onbekende diepte.
*
Kleine rotsen, stofdeeltjes en ijsdeeltjes die in het
equatoriale vlak rond de planeet draaien vormen een
*
Een ster met een massa van 0,08 tot 0,5 zonnen. Ze verbranden heel
langzaam helium en kunnen het zo wel 100 miljard jaar volhouden.
*
Een dopplerverschuiving van kenmerken (zoals spectraallijnen) in het
frequentiespectrum van licht, naar kleinere frequenties, waardoor geel
licht in de richting van rood licht verandert.
*
Een zeer groot belvormig gebied in het Heelal waarin geen of
bijna geen melkwegstelsels voorkomen.
*
De oppervlakte van een sterrenbeeld, bijvoorbeeld gemeten in
vierkante graden of in steradialenen
*
De laagste baan dat een object kan aannemen zonder uiteengereten
te worden door getijdewerking van het moederlichaam.
*
Een vorm van elektromagnetische straling die energierijk
en daarom gevaarlijk is.
*
Hemellichamen aan de hemel tijdelijk dicht bij elkaar staan.
*
Een hoek die aangeeft hoe ver de planeten of andere dingen
ongeveer van elkaar staan aan de hemel.
*
Een hemellichaam dat om een planeet draait.
*
De zesde planeet vanaf onze zon.
*
Een extra dag in februari (om de 4 jaar).
*
Een jaar dat een dag meer bevat dan gewone jaren.
*
Een extra seconde die van tijd tot tijd wordt ingevoegd om de tijd
die wordt aangegeven door atoomklokken niet meer dan een seconde
te laten verschuiven ten opzichte van de zonnetijd.
*
Een omloop die een object aflegt t.o.v. de sterrenachtergrond.
En dus niet t.o.v. de zon of het moederlichaam.
*
De tijd die de Aarde nodig heeft om ten opzichte van de
sterren eenmaal rond haar as te draaien.
*
De tijd die de Aarde nodig heeft om één volledige omloop om de Zon
te voltooien en weer dezelfde positie tussen de sterren in te nemen
(gezien vanaf de Zon).
*
De tijd die, gezien vanaf de Zon, een planeet nodig heeft om
een omloop om de Zon af te leggen ten opzichte van de sterren.
*
Een synoniem voor sterrentijd.
*
Wordt in de sterrenkunde vaak kernschaduw of umbra genoemd.
*
De naam van de theorie waar de fundamentele bouwstenen van
de natuur uit microscopische objecten bestaan waarvan de grootte
van de orde zou zijn van de lengte van Planck (1,6161 x 10-35 m).
*
Het moment dat de Zon boven de grootste of kleinste breedte op Aarde staat.
*
Een instrument om het licht dat van een ster ontvangen wordt,
op te splitsen in de kleuren waaruit het bestaat.
*
Een hele smalle reeks van golflengten (kleuren) waarop een
stralend voorwerp zoals de Zon meer of minder helder straalt
dan op nabije golflengten.
*
Twee sterren die zo dicht bij elkaar staan, dat ze door
een telscoop als één ster gezien worden.
*
Bewegende materiesprietjes in de chromosfeer van de Zon.
*
Wanneer de voorwaartse beweging van de planeet ten opzichte
van de sterren stopt zegt men dat ze
*
De sterren worden ingedeeld op basis van hun spectraallijnen
die in grote mate overeenkomen met hun oppervlaktetemperatuur.
*
Een hemellichaam van (hoofdzakelijk) waterstofgas die zo veel
assa heeft dat hij door zijn eigen zwaartekracht bij elkaar gehouden wordt.
*
Wanneer de Zon minder dan 6° onder de horizon staat spreekt men van
*
Wanneer de Zon minder dan 12° onder de horizon staat spreekt men van
*
Wanneer de Zon minder dan 18° onder de horizon staat spreekt men van
*
Een groep van enkele duizenden tot enkele miljoenen sterren.
*
Een denkbeeldige figuur die wordt verkregen door (in gedachten)
lijnen te trekken tussen verschillende heldere sterren.
*
Een grote verzameling van sterren, sterhopen, gasnevels, stofnevels.
*
Bestaat uit gas- en stofdeeltjes. Deze schijf draait vaak
om een (zeer) jonge ster, waar later planeten uit gevormd worden.
*
De kracht die uitgeoefend wordt door welke straling dan
ook (warmte en licht) op welk object dan ook.
*
Een kort bestaande verstoring in de chromosfeer van de Zon.
*
De baan van een satelliet waarvan de omlooptijd net zo lang
is als de rotatietijd van de planeet rond zijn as.
*
Wanneer elektronen de lichtsnelheid benaderen en een
magnetisch veld ontmoeten, spiraleren ze rond dat veld
en sturen elektromagnetische straling uit.
*
De periode waarna de onderlinge verschijnselen van twee hemellichamen
zich herhalen.
*
Een maat voor hoe warm iets is.
*
De scheiding tussen het verlichte en het donkere gedeelte
van een planeet of een maan.
*
Vanuit het standpunt van de waarnemer gezien.
*
Is in de sterrenkunde een synonym voor doorgang (door het zuiden).
*
De tijd die verloopt tussen twee gelijke equinoxen of
twee gelijke solstitia en dus de tijd die nodig is voor één
volledige rondgang door alle vier de seizoenen.
*
De theorie, die stelt dat het hele heelal langzaam uitzet.
*
Een vorm van elektromagnetische straling met golflengten net
onder die van zichtbaar licht (net voorbij die van violet licht).
*
De donkere kern van een zonnevlek. Gewoonlijk is deze kern
omgeven door een lichter gedeelte: de penumbra.
*
Een ruimtesteen die verbrandt in de atmosfeer. Het wordt ook
vaak aangeduid als een meteoor.
*
Gordels van geladen deeltjes die de Aarde omringen.
*
Is de tweede planeet van het Zonnestelsel, geteld vanaf de Zon.
*
Sterren waarvan de helderheid varieert.
*
Een paar sterren die dicht bij elkaar staan, maar van elkaar
te onderscheiden zijn met een telescoop.
*
De aarde staat tussen de maan en de zon. Hierdoor zien
we vanaf de aarde dat de maan helemaal verlicht is.
*
De Maan tijdens de periode waarin steeds meer van de
aanschijf verlicht wordt. Deze periode loopt van nieuwe
maan tot volle maan.
*
1. De banen van de planeten zijn elliptisch met de Zon in een brandpunt.
2. Een lijn, van de planeet naar de zon getrokken, beweegt zich over gelijke
oppervlakken in gelijke tijden.
3. De tijdsduur voor een planeet om haar baan om de Zon af te leggen,
neemt toe met de afstand van die planeet tot de Zon.
*
Het overblijfsel van een kleine of niet te massieve ster.
*
Het punt dat recht boven de waarnemer ligt aan de hemel.
*
Een vorm van elektromagnetische straling met golflengten tussen
pakweg 400 en 800 nm.
*
Een zwakke lichtkegel die zichtbaar is na zonsondergang en voor zonsopgang.
*
De voornaamste periodiciteit in de zonneactiviteit is de 11-jarige cyclus.
*
De energie, uitgezonden door de Zon, die geproduceerd wordt door
kernreacties in de Zon.
*
De wetenschap die de Zon bestudeert.
*
Een wolk van gas en stof die ongeveer 5 miljard jaar geleden begon
samen te trekken en waaruit vervolgens ons zonnestelsel ontstond.
*
Het tijdssysteem dat gebaseerd is op de dagelijkse beweging van de Zon.
*
Zijn gigantische ontploffingen in de zonneatmosfeer.
*
Zijn gebieden op de Zon waar het magneetveld heel sterk is,
tot wel 3000 gauss.

Is het moment waarop de declinatie van de Zon van toenemend
naar afnemend verandert, of van afnemend naar toenemend.
*
Het buitenste gebied van de Zon, de corona, is zo heet (tot 2 miljoen graden)
dat waterstof en helium aan de zwaartekracht van de Zon kunnen ontsnappen.
*
Is de kracht die werkt tussen alle lichamen die massa hebben.
*
Het gemiddelde van de posities van alle delen van de dingen,
elke positie gewogen met de massa van het bijbehorende deel.
*
Een afgekoelde rode dwerg.
*
Een punt in de ruimte waar massa zo dicht op elkaar is geperst,
dat de zwaartekracht zo sterk is dat licht niet kan ontsnappen.