Kosmografie begrippen (van i tot en met p)


Inclinatie
Wordt de hoek tussen de vlakken van twee banen of tussen het vlak van een baan en de rotatie van een object aangeduid. De term wordt gebruikt voor banen en rotatieassen van planeten, satellieten, ringen, kometen en planetoïden in het zonnestelsel, van dubbelsterren aan de hemel en van bijvoorbeeld sterren of sterhopen in het Melkwegstelsel.
  1. Inclinatie van een planeet: De hoek die de rotatieas van een planeet of maan maakt ten opzichte van het vlak waarin de omloopbaan ligt.
  2. Inclinatie van een planeetbaan: De hoek die het vlak van een planeetbaan (het 'baanvlak') maakt met het vlak van het zonnestelsel. Doordat de planeten niet precies in één vlak om de Zon draaien vindt bijvoorbeeld niet bij iedere benedenconjunctie een overgang plaats.
  3. Inclinatie van een satellietbaan: De hoek die het baanvlak van een satelliet maakt met het equatorvlak van de planeet. Doordat de baan van de Maan om de Aarde een inclinatie heeft, vindt niet iedere Nieuwe Maan een zonsverduistering plaats.


Infrarood
Is een soort elektromagnetische straling met golflengten net groter dan die van zichtbaar licht (net voorbij die van rood licht). Mensen merken infrarode straling op als "hittestraling", en dat is één manier van energietransport.

Intergalactische materie
Kleine hoeveelheden materie in de ruimte tussen de melkwegstelsels.

Intergranulaire laan
Zijn de donkerdere laantjes tussen de granulen in granulatie waarin koeler zonnegas naar beneden gaat.

Internationale Astronomische Unie
Is de officiële internationale organisatie voor de sterrenkunde. De IAU stelt onder meer standaarden vast voor gebruik in de sterrenkunde. De IAU bepaalt de officiële naam voor zaken buiten de Aarde in het zonnestelsel, zoals voor manen, kometen en asteroïden, en voor kraters en bergen op andere planeten, manen en asteroïden.

Ionosfeer
Een deel in het bovenste van de atmosfeer waar er zich geladen deeltjes bevinden.

Jaar
Hiervoor zijn verschillende maten. Het anomalistisch jaar is de tijd die nodig is voor een baan om de Zon van perihelium naar perihelium. Een siderisch jaar is de tijd die de Zon er over doet om op eenzelfde plaats ten opzichte van de sterren te komen. Het tropisch jaar is de tijd tussen twee passages (door de Zon) van het lentepunt.

Jaartelling
Is de methode waarmee vastgesteld wordt in welk jaar een gegeven dag valt. Hiervoor moet tenminste een begindag vastgesteld worden, en ook een manier om dagen voor de begindag aan te geven.
De eerste dag van het jaar met nummer 1. Zo spreekt men bijvoorbeeld van "het begin van onze jaartelling".
Een jaartelling is daarmee bijna hetzelfde als een kalender, maar sommige kalenders gebruiken geen jaren en hebben daarmee ook geen jaartelling.

Joviaans
Betekent dat het iets met de planeet Jupiter te maken heeft. Een joviaanse planeet is een planeet die lijkt op Jupiter, dus een grote gasplaneet. In ons zonnestelsel zijn Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus joviaanse planeten.

Jovigrafisch
Betekent dat het de planeet Jupiter beschrijft. Het jovigrafische coördinatenstelsel heeft de evenaar van Jupiter als basisvlak, en gebruikt de lengte en breedte als coördinaten. Het zichtbare oppervlak van Jupiter is niet vast maar bestaat uit wolken. Hoe lang het duurt voor een bepaalde wolk éénmaal rond de rotatieas van de planeet gedraaid is hangt af van de jovigrafische breedtegraad van de wolk: De wolken van Jupiter vertonen differentiële rotatie. Astronomen hebben daarom voor Jupiter verscheidene jovigrafische coördinatenstelsels gedefiniëerd, die "systemen" genoemd worden.

Joule
James Prescott Joule, Brits natuurkundige, rekende de snelheid van de moleculen in een gas uit, stelde dat de energie van een gas afhangt van de temperatuur, leidde het mechanisch warmte-equivalent af.
Joule is de eenheid van arbeid, kinetische energie of de hoeveelheid warmte. 1 joule = 1 J = 1 N.m (de arbeid geleverd door een kracht van 1 newton wanneer deze een object 1 meter verplaatst in de richting van de kracht) = 1 kg.m2/s2.

Juliaanse dag
Het Juliaanse Dagnummer telt het aantal dagen sinds 12:00 UTC op 1 januari −4712 (in de Juliaanse proleptische kalender), of sinds 12:00 op die datum in de lokale tijdzone. Als een heel getal genoemd wordt dan bedoelt men meestal de hele dag (in de lokale tijdzone). JD 0 komt dan overeen met 1 januari −4712. Als tenminste één cijfer achter de komma gegeven wordt, dan bedoelt men meestal een bepaald moment. JD 0.0 komt dan overeen met 12:00 uur op 1 januari −4712. In sterrenkundige formules gebruikt men meestal JD gemeten in UTC in plaats van in de lokale tijdzone.

Juliaans jaar
Is de gemiddelde duur van een jaar in de Juliaanse kalender: 365,25 dagen.

Juliaanse kalender
Is het kalendersysteem dat werd geïntroduceed door Julius Caesar en vanaf 1582 langzaam is vervangen door de Gregoriaanse kalender. De Juliaanse kalender kende iedere vier jaar een schrikkeljaar. De gemiddelde lengte van het jaar volgens deze kalender is dus 365,25 dagen en heet het Juliaans jaar.

Jupiter
De vijfde planeet vanaf onze Zon.

Kelvin (0 graden K)
0 graden Kelvin is het absolute nulpunt; water smelt bij 273 K (= 0 graden C ); en water kookt bij 373 K (= 100 graden C).

Kern
In het algemeen is de kern het middelste deel. In de sterrenkunde is dat vaak ook het helderste of heetste deel.
De kern van de Zon is de binnenste laag van de Zon, waar al de energie van de Zon door kernreacties gemaakt wordt. De zonnekern heeft een straal van ongeveer 140.000 km. Het bevat pakweg een honderdtwintigste van het volume van de Zon (onder het zichtbare oppervlak), en ongeveer een derde van alle massa van de Zon. Men denkt dat de temperatuur in het midden van de Zon ongeveer 16 miljoen K of ℃ is, en de dichtheid ongeveer 150 keer die van water. Aan de buitenkant van de kern is de temperatuur al gezakt tot 9 miljoen K of ℃ en de dichtheid tot 34 keer die van water. Om de kern heen zit de convectielaag.

Kernschaduw of slagschaduw
Van een donker voorwerp dat wordt verlicht door een lichtbron, is de donkere schaduw direct achter het donkere voorwerp dat de schaduw produceert. Verder van de schaduw-as, rond de kernschaduw, bevindt zich meestal de bijschaduw. Vanuit de kernschaduw gezien wordt de lichtbron volledig bedekt, en valt er dus geen (direct) licht van de lichtbron. In de sterrenkunde wordt deze term onder andere gebruikt bij zonsverduisteringen, wanneer de schaduw van de Maan op de Aarde valt, en bij maansverduisteringen, wanneer de schaduw van de Aarde op de Maan valt. In deze gevallen wordt de kernschaduw ook umbra genoemd. Wanneer men zich bij een zonsverduistering in de kernschaduw bevindt, ziet men een totale eclips, (de Zon is volledig verduisterd) terwijl een waarnemer in de bijschaduw een gedeeltelijke verduistering (er is slechts een 'hap' uit de Zon) ziet. Bij een maansverduistering is de Maan vrijwel helemaal donker wanneer de Maan zich in de umbra van de Aarde bevindt, doordat geen direct zonlicht de Maan kan bereiken en slechts enigszins donkerder dan normaal wanneer de Maan in de penumbra staat.

Keplerbaan
Is een cirkelvormige baan rond een hemellichaam zoals de Zon of een planeet. Een voorwerp in een keplerbaan heeft altijd dezelfde afstand tot het midden van het lichaam waar het omheen draait en heeft ook altijd dezelfde omloopsnelheid.

Kleurindex
Een maat voor de kleur van een ster. Het is het verschil tussen de zichtbare helderheid en de helderheid die wordt vastgelegd met een fotografische plaat, die voor een ander golflengte-gebied gevoelig is dan het oog.

Klimmende nachtevening
Is de nachtevening of equinox waarbij de Zon van het zuiden naar het noorden van de hemelevenaar gaat. Dan begint in het noordelijke halfrond de lente en in het zuidelijke halfrond de herfst. In de Gregoriaanse kalender valt de klimmende nachtevening rond 21 maart.

Knoop
Snijpunt van de baan van een planeet, planetoïde, Maan, komeet, satelliet met het eclipticavlak. Bij een klimmende knoop beweegt het object zich van zuid naar noord, bij een dalende knoop van noord naar zuid.

Komeet
Is weinig meer dan een 'grote, vuile sneeuwbal' die in een elliptische baan om de Zon beweegt. In feite is dit de komeetkern, met een typische diameter van ongeveer 1 km. Wanneer zo'n komeetkern dichter bij de Zon komt, gaat het ijs verdampen door de warmte. Hierdoor ontstaat een min of meer bolvormige wolk van gas, stof en gruis die de halo van de komeet wordt genoemd. Onder invloed van de druk die het felle zonlicht op de halo uitoefent, wordt de halo 'weggeblazen', zodat een staart ontstaat, die dus altijd van de Zon af wijst. Om deze reden worden kometen ook wel staartsterren genoemd. Doordat een komeetbaan vaak zeer elliptisch is, staat een komeet meestal te ver van de Zon om een halo of staart te ontwikkelen, terwijl de komeet slechts korte tijd (rond het perihelium) zichtbaar is. Sommige kometen zijn periodiek, en komen na enkele tientallen, honderden of duizenden jaren weer in de buurt van de Zon, andere hebben een hyperbolische baan en komen slechts eenmaal langs de Zon. De bekendste komeet is de komeet van Halley, met een periode van ongeveer 76 jaar. Het gruis dat losgemaakt wordt van een komeet produceert meteoroïden en meteoorzwermen.

Kosmische stralen
Is afkomstig van buiten ons zonnestelsel maar meestal van binnen het Melkwegstelsel. Het zijn atoomkernen waarvan alle elektronen zijn weggeslagen tijdens de snelle doortocht door de Melkweg. Ze zijn ingevangen in het magnetisch veld van de Melkweg. Ze zijn versneld tot bijna de lichtsnelheid in de resten van supernova. Men kon vaststellen dat twee tegenover elkaar gelegen gebieden in een snel expanderende supernovarest heel intens synchrotonstraling verspreiden. Synchrotonstraling komt tot ondermeer stand wanneer elektronen worden versneld tot bijna de lichtsnelheid onder invloed van het magnetisch veld in de ruimte. De natuurkundigen besloten dat geladen deeltjes er versneld worden tot bijna de lichtsnelheid en zijn onderhevig aan energieën van 100 biljoen elektronvolt. Deze energie is 50 keer groter dan kan geproduceerd worden in de sterkste deeltjesversnellers op Aarde. Het eigenlijke versnellingsproces kan vergeleken worden met een pingpongballetje dat steeds sneller heen en weer botst doordat het palet steeds dichter bij de tafel wordt gehouden. Zo winnen ook elektronen, protonen of atoomkernen voortdurend aan snelheid binnen de supernovarest tot het een zeer grote energie bereikt. Het kan gaan van waterstofkernen tot ijzerkernen, waarbij de waterstofkernen ruim in de meerderheid zijn. De bron kan zijn: flares van sterren (niet van de zon), nova- of supernovaexplosies of gammaflitsen. De y-as van bijgaande grafiek heeft een logaritmische schaal. Gezien de negatief geladen elektronen ontbreken, zijn de deeltjes positief geladen. De zwaarste deeltjes hebben de grootste lading. Ongeveer 25 kosmische stralen bombarderen ongeveer elke seconde één vierkante duim aan de buitenkant van de aardse atmosfeer. De meest energetische kosmische straling is mogelijk ontstaan door de inwerking van vier elliptische melkwegstelsels die zich bevinden in de Grote Beer. Volgens een andere theorie liggen de nabije gammaflitsen, ontstaan bij de ontploffing van één ster, aan de basis van de waargenomen hoogenergetische straling. Bemerk dat 90 % van de kosmische straling door de heliosfeer wordt afgebogen. De rest (10 %), tevens de sterkste straling, dringt door binnen de heliosfeer.

Wanneer deze primaire kosmische straling inslaat op de bovenste lagen van de atmosfeer, worden nieuwe deeltjes gecreëerd. Dit is de secundaire kosmische straling. Deze straling bestaat ondermeer uit muonen (behoort tot de groep van de leptonen waartoe ook het elektron en de neutrino's gerekend worden) en pi mesonen. Muonen hebben zoals de elektronen een negatieve lading, maar de massa is ongeveer 200 keer groter. De nieuwe deeltjes botsen op hun beurt waardoor een deeltjesregen ontstaat die kan bestaan uit duizenden secundaire deeltjes.

De deeltjesregen ontstaat gemiddeld op een hoogte van ongeveer 20 km. Erboven is de lucht zo ijl dat botsingen tussen kosmische deeltjes en luchtmoleculen weinig waarschijnlijk zijn. Hoewel muonen slechts een halfwaardetijd hebben van ongeveer 2 x 10-6 seconde (gemeten door een waarnemer die t.o.v. het muon in rust is), kan een muon, gevormd op 20 km hoogte, toch het aardoppervlak bereiken. Dit komt omdat die deeltjes zich bewegen met relativistische snelheden wat aanleiding geeft tot tijdsdilatatie. De tijd gaat trager vooruit voor een deeltje dat de lichtsnelheid benadert. Een gedeelte van deze straling kan zelfs doordringen tot verscheidene meter onder het aardoppervlak.

Kosmologie
Omvat de studie van de oorsprong en de evolutie van het Universum als geheel.

Kuipergordel
Een gordel met miljoenen objecten buiten de baan van Neptunus. In de Kuipergordel zwerven vele ijsdwergen (Pluto en Eris), maar ook vele kometen. Objecten in de Kuipergordel worden ook vaak Kuipergordelobjecten genoemd.

Kwadratuur
Twee hemellichamen zijn in kwadratuur als ze aan de hemel 90° (ofwel een kwart van de omtrek van de hemel) van elkaar af staan.

Laatste Kwartier
(L.K.) is de maanfase, waarbij de linker helft van de Maan verlicht is (in Nederland en België tenminste, op het zuidelijk halfrond is het de rechterhelft). Een ezelsbruggetje om het verschil tussen Laatste Kwartier en Eerste Kwartier te onthouden is dat van de halve Maan bij L.K. de letter d van dernier (Frans voor laatste) gemaakt kan worden, door een steeltje aan de Maan te denken.

Lange as
Is de langste rechte lijn die te vinden is tussen twee punten van een ellips. De helft van de lengte van de lange as, de halve lange as, wordt vaak gebruikt als een van de baanelementen.

Lagrangepunt
Is een punt in een stelsel met twee hemellichamen die in cirkelbanen rond hun gemeenschappelijke zwaartepunt draaien waarin een ruimteschip of ander voorwerp met verwaarloosbare massa heel lang kan verblijven zonder dat er voortstuwing nodig is. Zo'n stelsel met twee hemellichamen in cirkelbanen heeft vijf Lagrangepunten.

Lengte
In het dagelijkse leven is de lengte een afmeting die wordt gemeten in bijvoorbeeld meters. In de sterrenkunde wordt lengte ook gebruikt als afkorting voor de lengtegraad en dat is een coördinaat die helpt een richting aan de hemel aan te geven.

Lengtegraad
Is een coördinaat die gebruikt wordt om plaatsen op een boloppervlak aan te geven. De lengtegraad van een plek is de afstand van de meridiaan van die plek tot de nulmeridiaan van het coördinatenstelsel, gemeten in graden langs de evenaar. Plaatsen op de nulmeridiaan hebben natuurlijk een lengtegraad van 0. Op bijna alle hemellichamen in het Zonnestelsel en ook aan de hemel wordt de lengtegraad tussen de 0 en 360° gemeten zodanig dat hij toeneemt naar het westen. Op de Aarde en de Maan wordt de lengtegraad vanaf de nulmeridiaan naar het oosten en westen tot 180° gemeten. Aan de hemel worden lengtegraden gebruikt in de eclipticale en galactische coördinatenstelsels. De bijbehorende tweede coördinaat is de breedtegraad.

Lentepunt
Het punt waar de Zon schijnbaar van het zuidelijk halfrond naar het noordelijk halfrond van de hemelbol gaat.

Libratie
Een op- en neergaande en heen- en weergaande beweging die verband houdt met de draaiing van de Maan om de Aarde.

Lichtjaar
De afstand dat licht aflegt in een jaar tijd. Stel, een object bevindt zich op een afstand van vier lichtjaar, dan zien we het object zoals het er vier jaar geleden uitzag. Een lichtjaar staat gelijk aan 9.460.730.000.000 kilometer.

Lichtsnelheid
Is 299.792.458 meters/seconde. Volgens de relativiteitstheorie van Einstein kan er niets sneller gaan dan licht.

Lidar
Een instrument dat werkt volgens het principe van een radar maar in de plaats van radiogolven gebruik maakt van visueel licht.

Limb
De kleine verlichte sikkel van een hemellichaam.

Lunisolair
Betekent dat het zowel met de Zon als met de Maan te maken heeft, zoals een lunisolaire kalender.

Maan
Is een hemellichaam dat rond een groter hemellichaam draait. Rond de Aarde draait niet alleen een natuurlijke maan (de Maan, van 3496 km groot, nummer 14 op de lijst van grootste hemellichamen in ons zonnestelsel), maar ook een paar duizend kunstmanen, gelanceerd vanaf het oppervlak van de Aarde. De meeste planeten uit ons zonnestelsel hebben één of meer natuurlijke manen. De grootste planeten hebben er meer dan tien. Satelliet is een ander woord voor maan.

Maanfasen of schijngestalten van de Maan
Wordt het steeds veranderende aangezicht van de Maan bedoeld. In feite is de fase van de Maan op ieder moment de fractie van het zichtbare maanoppervlak dat verlicht is. Er zijn echter vier benoemde maanfasen, die iedere ongeveer 29,53 dagen een keer voorkomen, in deze volgorde: Nieuwe Maan, Eerste Kwartier, Volle Maan en Laatste Kwartier. Hierna komt de Nieuwe Maan weer terug. De fasen ontstaan doordat de Maan om de Aarde beweegt (en de Aarde om de Zon). Bij Nieuwe Maan staat de Maan tussen de Aarde en de Zon, waardoor de onverlichte zijde van de Maan naar de Aarde is gekeerd en we op Aarde dus alleen de donkere kant van de Maan kunnen zien. Bij Eerste Kwartier en Laatste Kwartier zijn de rechter-, respectievelijk linker helft van de Maan verlicht (vanaf het noordelijk halfrond, op het zuidelijk halfrond is dit precies omgekeerd). Bij Volle Maan is de Maan als het ware in oppositie en is de gehele naar de Aarde toegekeerde zijde van de Maan verlicht. Zonsverduisteringen vinden dus alleen plaats bij Nieuwe Maan, maansverduisteringen alleen bij Volle Maan.

Maansikkel
Is de Maan tijdens de periode wanneer minder dan de helft van de maanschijf verlicht is. Deze periode loopt van het laatste kwartier tot het eerste kwartier.

Maansverduistering of maaneclips
Beweegt de Maan achter de Aarde langs, gezien vanaf de Zon. De Aarde staat dan dus tussen de Zon en de Maan in, zodat de schaduw van de Aarde op de Maan valt en de Maan wordt verduisterd. We spreken van gedeeltelijke en totale maansverduisteringen, afhankelijk van het gedeelte van de Maan dat wordt verduisterd. Bovendien kennen we maansverduisteringen in de donkere kernschaduw (umbra) van de Aarde, wanneer de Maan precies achter de Aarde staat en dus helemaal geen (direct) licht van de Zon ontvangt, en maansverduisteringen in de bijschaduw (penumbra) van de Aarde, wanneer nog een deel van het directe zonlicht de Maan bereikt (maar minder dan normaal). Een maansverduistering vindt altijd plaats bij Volle Maan, maar, door de inclinatie van de maanbaan, niet bij iedere Volle Maan.

Magneetveld
Is een krachtveld dat samenhangt met bewegende elektrische lading. Het magneetveld kan elektrisch geladen deeltjes en sommige metalen beïnvloeden door ze aan te trekken of af te stoten. Bijna al het zonnegas wordt door magneetveld beïnvloed.
Magneetveld gedraagt zich alsof het bestaat uit gesloten magnetische veldlijnen. Magneetveld op de Zon lijkt in slechts twee vormen voor te komen: óf het is zo zwak dat het door het zonnegas meegesleept wordt, óf het is zo sterk dat het de vrije beweging van het zonnegas (bijvoorbeeld in convectie) hindert. In het laatste geval bestaat het magneetveld uit fluxbuizen: geïsoleerde buis-achtige dingen waarin het magneetveld sterk is, terwijl het buiten de buizen zwak of afwezig is. De meeste interessante dingen op de Zon hebben met magneetveld te maken: zonnevlekken, poriën, plage, filamenten, zonnevlammen.

Magnetisch veld van de Zon
In het begin van de cyclus gelijkt het magnetisch veld van de Zon op een dipool: 'helmet streamers' (gesloten veldlijnen) in het gebied van de Evenaar en coronale gaten (open veldlijnen) nabij de polen. In de loop van de volgende 5 à 6 jaar is deze mooie configuratie verbroken: streamers en coronale gaten bevinden zich verspreid over alle breedtegraden. Daarna wordt geleidelijk de dipoolstructuur hersteld.

Magnetosfeer (van de Aarde)
Het gebied in de omgeving van de Aarde dat onder invloed staat van haar magnetisch veld wordt de "magnetosfeer" genoemd. De Aarde is een van de planeten met een sterk inwendig magnetisch veld. Zonder een uitwendige invloed is het geomagnetisch veld een dipool waarvan de as ongeveer 11 graden afwijkt van de rotatieas. Onder invloed van de zonnewind is het magnetische veld sterk vervormd. Het is die magnetische dipool die de Aarde beschermt tegen de zonnewind.

Magnetostaart
De "achterzijde" van de magnetosfeer bekeken vanaf de zon.

Magnitude
In de wetenschap wordt magnitude meestal gebruikt voor een logaritmische maat, zoals voor de sterkte van aardbevingen of de helderheid van sterren.
In de sterrenkunde is de magnitude of schijnbare magnitude een maat voor hoe helder iets lijkt te zijn (op de afstand die het heeft). De helderste sterren aan de hemel zijn ongeveer van magnitude 0 en 1. De zwakte sterren die iemand met goede ogen onder goede omstandigheden (ver van stads- en andere lichten) nog zonder optische hulpmiddelen (zoals een verrekijker of telescoop) kan zien zijn ongeveer van magnitude 6 (van de zesde magnitude). Hoe groter (meer positief) de magnitude, hoe minder de helderheid is. De schaal van magnituden is een logaritmische schaal. Een verschil van 1 magnitude komt overeen met een verhouding van ongeveer 2,5 en een verschil van 5 magnituden komt precies overeen met een verhouding van 100: Een ster van magnitude 0 lijkt 100 keer zo helder als een ster van magnitude 5. Sterren en andere dingen kunnen ook negatieve magnituden hebben. De Zon heeft een magnitude van ongeveer −26,7 en de gemiddelde volle maan heeft een magnitude van ongeveer −12,6. Venus heeft op z'n helderst een magnitude van ongeveer −4, en de helderste ster aan de hemel, Sirius, heeft magnitude −1,5. De zwakste bronnen die tot nu toe waargenomen zijn (met grote telescopen en lange belichtingstijden) hebben een magnitude van ongeveer +31.

Mars
Is de vierde planeet van het Zonnestelsel, geteld vanaf de Zon. Mars is een aardse planeet met een hele dunne atmosfeer (van hoofdzakelijk kooldioxide) en twee kleine manen maar geen ringen. Mars heeft een diameter van 6794 km en is nummer 8 op de lijst van grootste hemellichamen in ons Zonnestelsel.

Megajaar
Een megajaar is een tijdseenheid van 1 miljoen (1.000.000) jaar.

Megaparsec
Is een afstandsmaat van 1 miljoen (1.000.000) parsec.

Melkwegstelsel
Is een gebied met miljoenen tot vele miljarden sterren en veel gaswolken die door hun onderlinge zwaartekracht met elkaar verbonden zijn tot één geheel. Een typisch spiraalstelsel of elliptisch stelsel (twee typen melkwegstelsels) bevat 100 miljard sterren, heeft een diameter van 100.000 lichtjaar, en staat op een paar miljoen lichtjaren van andere nabije spiraal- of elliptische stelsels. Ons Zonnestelsel is deel van de Melkweg, dat een vrij gewoon spraalstelsel is.

Mercurius
Is de eerste planeet van ons Zonnestelsel, geteld vanaf de Zon. Mercurius is een aardse planeet zonder atmosfeer, manen of ringen. Mercurius heeft een diameter van 4880 km en is nummer 11 op de lijst van grootste hemellichamen in ons Zonnestelsel.

Meridiaan
Is een halve grote cirkel die over het oppervlak tussen de geografische polen van een hemellichaam loopt. Meridianen snijden de evenaar loodrecht. Waarnemers op dezelfde meridiaan hebben dezelfde zonnetijd.
de halve grote cirkel die over de hemelbol tussen de equatoriale noordpool (bij de Poolster) en de equatoriale zuidpool loopt via het zenit. Wanneer de Zon door de meridiaan gaat dan staat zij het hoogste aan de hemel en is het middag. Deze meridiaan wordt ook wel de hemelmeridiaan genoemd. Zie ook tijdrekening. Klik hier

Meteoor
Het is een lichtspoor hoog in de aardse atmosfeer voortgebracht door de inval van een meteoroïde. Men spreekt van zwermmeteoren wanneer meteoren gedurende bepaalde perioden frequenter voorkomen. Die meteoren krijgen de naam van de plaats van hun radiant aan de sterrenhemel. Bv.: de Leoniden, genoemd naar het sterrenbeeld Leo waarin hun radiant ligt. Indien de intensiteit van de meteoren groot genoeg is, spreekt men van een meteorenregen. Bij een nog grotere intensiteit is er een meteorenstorm. Sporadische meteoren kunnen het ganse jaar door gezien worden. Ze verschijnen willekeurig aan de hemel en lijken dus niet uit een bepaalde radiant te komen. Grote meteoren worden vuurbollen genoemd of boliden.

Meteoorzwerm
Is een verzameling van meteoren die rond dezelfde tijd en in hetzelfde gebied aan de hemel zichtbaar zijn. Het punt aan de hemel waaruit de meteoren lijken te komen wordt de radiant genoemd. Veel van deze meteoorzwermen zijn ieder jaar rond dezelfde tijd zichtbaar. De meteoroïden die de meteoren in een zwerm veroorzaken, bevinden zich in dezelfde wolk. De Aarde beweegt zich jaarlijks rond dezelfde datum door deze wolk, zodat de meteorenzwerm ieder jaar rond dezelfde tijd terugkomt. Zo'n wolk is vaak een onderdeel van het spoor van stof en gruis, achtergelaten door een komeet.

Meteoriet
Een gesteente uit de ruimte (meteoroïde) dat inslaat op het oppervlak van een planeet omdat het niet volledig is verbrand in de atmosfeer. De vier voornaamste soorten zijn: chondrieten (oorspronkelijk materiaal van ons zonnestelsel), achondrieten (gevormd door smeltprocessen), ijzermeteorieten (materiaal in de kern van een planeet) en steen-ijzermeteorieten (komt overeen met de mantel van een gedifferentieerde planeet).

Meteoroïde
Een klein object (stof of gesteente) dat in een baan rond de Zon draait en mogelijk een meteoor of een meteoriet wordt. Meteoroïden worden voortdurend afgezet door de planetoïden en kometen van ons zonnestelsel wanneer deze met elkaar botsen of wanneer de straling van de Zon hun vluchtige bestanddelen verspreidt. Verder zijn er meteoroïden afkomstig uit de interstellaire ruimte. In de omgeving van de Zon zijn ze eerder klein (met een grootte van een micron of een duizendste millimeter). We kunnen dit stof soms zien kort na zonsondergang als het "zodiakaal licht". Naarmate we de baan van Mars naderen, vergroot de kans op meteoroïden ter grootte van één mm.

Microgolf
Zijn elektromagnetische stralen met een golflengte tussen die van infrarode straling en die van radiogolven.

Middelpuntvliedende kracht of centrifugaalkracht
Is een kracht die weg wijst van het midden van een bocht die men neemt. De middelpuntvliedende kracht is een schijnkracht, waarvan de sterkte afhangt van de snelheid en van de diameter van de bocht. De tegenovergestelde kracht is de middelpuntzoekende kracht of centripetaalkracht.

Middelpuntzoekende kracht of centripetaalkracht
Is een kracht die wijst naar het midden van een bocht die je neemt. Als er geen krachten op je werken dan blijf je met vaste snelheid rechtdoor gaan, dus als je een bocht wilt maken dan moet er een kracht op je werken die je de goede kant op trekt. Dat is de centripetaalkracht. De middelpuntzoekende kracht die planeten in hun banen rond de Zon houden is de zwaartekracht. De tegenovergestelde kracht is de middelpuntvliedende kracht of centrifugaalkracht.

Middernacht
Het begrip middernacht wordt gebruikt in twee betekenissen:
  1. algemeen: het tijdstip 0 of 24 uur locale tijd, waarop de datum verspringt;
  2. sterrenkunde: het moment van het etmaal waarop de Zon het diepst onder de horizon staat. Dat is het donkerste moment van het etmaal en dus in principe ideaal voor het waarnemen van de nachthemel. Dit moment van middernacht vindt in onze streken ruwweg plaats tussen 0:20 en 1:00 uur MET of 1:20 uur en 2:00 uur MEZT.


Millennium
Is een periode van 1000 jaar. Het 3e millennium loopt van het jaar 2001 tot en met het jaar 3000.

Minuut
Is een eenheid van tijd. Een minuut is het 60ste deel van een uur. Een minuut wordt verder verdeeld in 60 seconden.

Mvh
De afkorting mvh betekent miljoenste van het (zichtbare) zonneoppervlak. Het is de oppervlakte-eenheid voor zonnevlekken en andere verschijnselen op de Zon. Eén mvh is ongeveer gelijk aan 3,036 miljoen km2

Nadir
Het punt verticaal beneden de waarnemer, waar de verticale lijn door zijn positie de hemelbol snijdt.

Neptunus
De achtste planeet vanaf onze Zon.

Nautische schemering
Duidt een sterrenkundige dat deel van een etmaal aan, waarin de Zon minder dan 12° onder de horizon staat. Dit is dus de gehele periode van daglicht, plus (meestal) een deel van de avond en ochtend. Het deel van de nacht waarin de Zon meer dan 12° onder de horizon staat, en waarin het dus behoorlijk donker wordt, noemen we nautische nacht.

Nevels
Een begrip dat alle soorten nevelachtige objecten omvat, die niet in sterren in sterren opgelost konden worden met vroegere telescopen. Enkele nevels zijn in feite melkwegstelsels buiten onze Melkweg, andere zijn sterhopen of wolken van materie binnen de Melkweg.

Nieuwe Maan
Is de maanfase waarbij de Maan helemaal onverlicht is. Doordat de Zon slechts één helft van de Maan verlicht, en de Maan om de Aarde draait, zien we soms alleen de donkere kant van de Maan. Dit noemen we Nieuwe Maan. Zonsverduisteringen kunnen alleen bij Nieuwe Maan voorkomen.

Noordelijke zonnewende
Is de zonnewende waarbij de Zon het verste ten noorden van de hemelevenaar komt. Dan is het in het noordelijke halfrond midzomerdag en begint daar de zomer, en is het in het zuidelijke halfrond midwinterdag en begint daar de winter. In de Gregoriaanse kalender valt de noordelijke zonnewende rond 21 juni.

Noordpunt
Is het punt aan de horizon recht ten noorden van de waarnemer.

Nova
Dit zijn sterren die plotseling helderder worden. Hun helderheid komt terug tot de normale waarde na enkele dagen of na enkele jaren. Astronomen vermoeden, dat Nova oudere sterren zijn, die uitzetten als ze grote hoeveelheden energie voortbrengen.

Neutrino
Het is een deeltje dat men zeer moeilijk kan detecteren. Gravitationeel kunnen neutrino's niet waargenomen worden want de massa is veel te klein, tenzij men werkt met enorme aantallen. Ze interageren enkel met materie via de zwakke wisselwerking. Per cm2 passeren ongeveer 6,3 x 1010 neutrino's per seconde afkomstig van de Zon door ons lichaam. We voelen er niets van omdat ze niet ageren. Als men een dichtheid heeft van 1 gram per cm3 en men jaagt er een neutrino door, dan is de gemiddelde vrije weglengte 1019 tot 1020 cm. Dit betekent dat een neutrino slechts zal reageren na gemiddeld 10 tot 100 lichtjaar afgelegd te hebben.
Men onderscheidt drie soorten neutrino's:

elektronneutrino’s (ne)
muonneutrino’s (nµ)
tauneutrino’s (nt)

Men heeft afgeleid dat neutrino's massa moeten hebben omdat ze oscilleren. Oscillatie veronderstelt dat de betrokken massa's niet aan elkaar gelijk kunnen zijn en dat de massa's dus niet gelijk kunnen zijn aan nul. De massa van ten minste één soort moet dus verschillend zijn van nul. De term "oscillatie" is misleidend omdat geen trilling wordt bedoeld maar een gedaantewisseling. Volgens dit bericht zou de som van de massa's van (ne), (nµ) en (nt) gelegen zijn tussen 0,05 en 8,4 eV.

Daarmee is het zonneneutrinoprobleem opgelost. Het probleem was dat men slechts tussen de helft en een derde van het aantal verwachte neutrino's mat in de zonnemodellen. Onlangs is men immers tot de bevinding gekomen dat tussen de plaats van oorsprong (in de kern van de Zon) en de plaats van registratie (op Aarde) elektronneutrino's onderweg in een ander type kunnen veranderen, met name in muonneutrino (nµ) en in tauneutrino's (nt).

Neutron
Een subatomair deeltje zonder elektrische lading in een atoomkern.

Neutronenster
Ontstaan in de kernen van massieve sterren gedurende de supernovaexplosies. De elektronendruk is niet voldoende om de contractie een halt toe te roepen waardoor de elektronen versmelten met de protonen om zo neutronen te vormen. Daar het aantal elektronen en het aantal protonen in de kern precies gelijk is, ontstaat een object dat enkel uit neutronen bestaat. De neutronen voldoen aan het uitsluitingsprincipe van Pauli en leveren aldus voldoende tegendruk om niet verder ineen te storten - alhtans indien de massa van de ingestorte kern kleiner is dan 3 zonsmassa's. De kern zou ook kunnen bestaan uit pionen of kaonen of zelfs vrije quarks. Neutronensterren hebben in de kern een dichtheid die groter is dan 1012 gr/cm3. Gewoonlijk wordt een dichtheid van 1014 gr/cm3 vermeld. De straal van een neutronenster bedraagt zowat 10 km. Een donsveertje dat op Aarde 0,1 gram weegt, weegt op een neutronenster ongeveer 10.000 ton.

Door het behoud van het impulsmoment (draaimoment), kan de rotatiesnelheid van neutronensterren onvoorstelbaar hoog oplopen. Bij een bepaalde ligging van de rotatieas kruisen de nauwe bundels die aan de magnetische polen van deze neutronensterren worden uitgezonden, de Aarde. Vandaar de term pulsars (pulsating radio sources). De stralingsbundel bestaat uit synchrotronstraling. Dit is straling met een continu spectrum (zonder absorptie- of emissielijnen). Meestal betreft het radiostraling, maar het kan ook gaan om röntgenstraling, gammastraling, ultraviolet of zichtbaar licht. Wanneer pulsars meer dan 100 maal per seconde om hun as tollen spreekt men van millisecondepulsars. Materie, afkomstig van een gebeleider, die invalt op de neutronenster, kan de baanenergie overbrengen op de neutronenster, waardoor de rotatie van de neutronenster steeds grote wordt. De spinperiode van een pulsar ligt zowat tussen 1 milliseconde en 8,5 seconden.. De pulsar in de Krabnevel heeft momenteel een rotatieperiode van 33 milliseconden.

De contractie leidt niet enkel tot de toename van de rotatiefrequentie maar ook tot het sterker worden van het magneetveld. Neutronensterren hebben een magneetveld van 1011 tot 1012 gauss. (De Aarde heeft aan de oppervlakte een magnetisch veld van een ongeveer een halve gauss of 5 x 10-5 tesla).

Sinds ongeveer 1995 is er een groeiende interesse voor objecten met een magnetisch veld tussen enkele keren 1013 tot 1015 gauss, de zogenaamde magnetars (strongly-magnetized neutron stars). Een neutronenster die vlugger roteert dan de periode van 10 milliseconden kan magnetars doen ontstaan. Het sterk magnetisch veld werkt als een rem op de rotatie. Na ongeveer 10.000 jaar worden magnetars inactief : er worden geen x-stralen meer uitgezonden waardoor magnetars uiterst moeilijk te ontdekken zijn. Waarschijnlijk zijn SGRs (soft gamma repeaters) en AXPs (anomalous x-ray pulsars) - het gevolg van een soort "zonnevlam" die op het oppervlak van de neutronenster optreedt - magnetars.

Nulmeridiaan
Is de meridiaan waarvan de lengtegraad nul is. Welke meridiaan de nulmeridiaan moet zijn is een vrije keus. Vroeger liet elk land meestal voor hun eigen landkaarten de nulmeridiaan door hun eigen hoofdstad gaan. Tegenwoordig gebruikt bijna iedereen op Aarde de nulmeridiaan die door Greenwich in Engeland loopt.

Newton
De newton (N) is de eenheid van kracht. Een newton is de kracht die aan een massa van 1 kg een versnelling geeft van 1 m/s2. (1 N = 1 kg. 1 m.s2 ) De aarde oefent op elke massa een gravitatiekracht uit. Men spreekt dan over het gewicht. Op aarde bedraagt de gravitatieconstante 9,81 N/kg. Voorbeeld: een kracht van 100 N wordt uitgeoefend door een massa van iets meer dan 10 kg ((100 N) /( 9,81 N/kg)).

Nutatie
Is een (kleine) schommeling van de aardas rond zijn "gemiddelde" positie (gemiddelde positie die langzaam door de precessie verandert). De nutatie wordt berekend als de som van een aantal periodieke termen, waarvan verreweg de grootste een periode heeft van 18,6 jaar (niet te verwarren met de Saros). Deze cyclische variatie komt hoofdzakelijke voort uit het gravitationele effect van de Maan. Door de nutatie "wiebelt" het equatorvlak van de aardbol, en daardoor schommelt het "ware" lentepunt rond het gemiddelde lentepunt.

Occulatie
Dit gebeurt, als de Maan of een planeet voor een ander hemellichaam langsgaat.

Oculair
Is een voorwerp dat bestaat uit een lens of meerdere lenzen. Een oculair kan op een telescoop worden geplaatst om objecten mee waar te nemen.

Oerknal
De benaming voor een kosmologische theorie over het ontstaan van het heelal uit de jaren '30 van de vorige eeuw. Het heelal dijt continu uit en wetenschappers denken dat het 13,7 miljard jaar geleden uit een punt is ontstaan.

Ontsnappingssnelheid
Dit is de snelheid die een voorwerp nodig heeft om te kunnen ontsnappen aan de aantrekkingskracht van een hemellichaam.

Oostpunt
Is het punt aan de horizon recht ten oosten van de waarnemer. Op de nachteveningen komt de Zon op in de buurt van het oostpunt.

Open sterhoop
Groepen van jongere sterren, samen met stof en gas dat vrij is.

Oppervlaktehelderheid
De oppervlaktehelderheid van een voorwerp is de hoeveelheid licht die je per eenheid van ruimtehoek van het ding ontvangt. In de astronomie wordt oppervlaktehelderheid vaak gemeten in magnituden per vierkante boogseconde, ofwel de magnitude van een ster waarvan je even veel licht zou ontvangen als uit een vierkante boogseconde van het oppervlak van het ding. De oppervlaktehelderheid is onafhankelijk van de afstand van het voorwerp en (met perfecte optica) van de vergroting van de telescoop. De oppervlaktehelderheid van de Zon (en dus ook van de meeste andere lichamen met een temperatuur van ongeveer 5700 K aan hun oppervlak) is ongeveer 10,9 magnituden per vierkante boogseconde. De oppervlaktehelderheid van een typisch melkwegstelsel is ongeveer 20 magnituden per vierkante boogseconde.

Oppositie
Doet zich voor wanneer een buitenplaneet en de Zon in tegenovergestelde richting staan. Gewoonlijk is de planeet dan ongeveer het dichtst bij de Aarde en bijgevolg het best te zien.

Oppositielus
Een buitenplaneet maakt in de periode rond zijn oppositie vaak een oppositielus. Deze ontstaat doordat de Aarde de planeet inhaalt, doordat de Aarde ten eerste een grotere baansnelheid heeft en ten tweede een kleinere baan. Hierdoor lijkt de buitenplaneet achteruit te bewegen, wat ook wel retrograde beweging wordt genoemd. Bij het begin en einde van de oppositielus staat de planeet dus even stil in voorwaartse beweging. Men zegt dan dat de planeet stationair is.

Overgang
Vindt plaats, als een van de hemellichamen uit het zonnestelsel beweegt over de schijf van een ander hemellichaam (bijvoorbeeld als Mercurius of Venus, gezien vanaf de Aarde, over de zonneschijf bewegen).

Parallax
De jaarlijkse parallax van een ster is de schijnbare beweging die de ster aan de hemel maakt ten gevolge van de baanbeweging van de Aarde. Door de beweging van de Aarde lijken nabije sterren een beetje te bewegen ten opzichte van ververwijderde sterren, net zoals vanuit een rijdende trein nabije bomen snel voorbijschieten ten opzichte van bijvoorbeeld een berg op grote afstand. De parallax wordt meestal gemeten in boogseconden (″), een ster met een parallax van 1″ heeft een afstand van 1 parsec. Een ster die tweemaal zover weg staat heeft een tweemaal zo kleine jaarlijkse parallax, en dus heeft een ster op een afstand van 10pc een parallax van 0,1″.

Parsec
Is een afstandsmaat die wordt gebruikt om afstanden naar sterren en sterrenstelsels aan te geven. In plaats van de parsec wordt vaak het lichtjaar gebruikt, voor afstanden binnen het zonnestelsel gebruikt men de astronomische eenheid. Er gaan ongeveer 206.265 astronomische eenheden in een lichtjaar en circa 3,26 lichtjaar in een parsec. De naam parsec komt van de samentrekking van parallax en boogseconde ("); De parsec is namelijk zo gedefinieerd dat een ster met een parallax van 1" op een afstand van 1pc staat. Voor grotere afstanden worden vaak de kiloparsec (1 kpc = 1000 pc) en megaparsec (1 Mpc = 1.000.000 pc) gebruikt.

Penumbra
De term penumbra is latijn voor halfschaduw en wordt gebruikt voor:
1. maansverduistering: de halfschaduw of bijschaduw van de Aarde op de Maan tijdens een maansverduistering;
2. zonsverduistering: de halfschaduw of van de Maan op de Aarde tijdens een zonsverduistering;
3. zonnevlek: de minder donkere buitenste gebieden van een zonnevlek.

Periapsis
Is het punt in een baan rond een hemellichaam dat het dichtste bij het hemellichaam is. Het tegengestelde punt heet apoapsis. Voor een aantal hemellichamen zijn meer specifieke woorden in gebruik die alleen op die hemellichamen van toepassingen zijn, bijvoorbeeld perihelium voor de Zon, perigeum voor de Aarde, periselenium voor de Maan, peri-jovum voor Jupiter, periastron voor sterren.

Perigeum
Het punt in een ellipsvormige baan rond de Aarde dat zich het dichtst bij de Aarde bevindt.

Perihelium
Het punt op de omloopbaan van een komeet waar ze zich het kortst bij de zon bevindt.

Plage
Is een gebied op de Zon dat helderder is dan zijn omgeving wanneer men het bekijkt in het midden van een spectraallijn. De grotere helderheid geeft aan dat er daar relatief kleine magnetische fluxbuizen door het oppervlak steken. Plage is onzichtbaar in continuümbeelden, behalve dichtbij de rand van de Zon, maar zelfs daar is het contrast tussen plage en zijn omgeving vrij klein.

Planeet
Is een groot en rond hemellichaam dat om een ster draait. De planeten die wij goed kennen zijn: Mercurius, Venus, de Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Zij draaien om de centrale ster van ons zonnestelsel: de Zon. Pluto is sinds augustus 2006 officieel geen planeet meer, omdat deze te klein is voor die titel.

Planeetbaan
Is het pad van een planeet om de Zon (in het geval van ons zonnestelsel; om de centrale ster in het planetenstelsel in het geval van een exoplaneet. Planeetbanen zijn ellipsen, over het algemeen met een voldoende grote excentriciteit om niet te kunnen spreken van een cirkelvormige baan.

Planetenstelsel
Het woord planetenstelsel lijkt me een mooie naam voor het gebied rond een ster waar zich de planeten en eventueel kleinere objecten bevinden, al suggereert de naam lichtelijk dat er zich slechts planeten bevinden. Het planetenstelsel om de Zon heet zonnestelsel, en daarmee bedoelt men inderdaad Zon, planeten en kleinere objecten.

Planetaire nevel
Wanneer een zonachtige ster het eind van zijn leven bereikt, zwelt de ster op tot een rode reus. Uiteindelijk kan de zwaartekracht van de rode reus de buitenste lagen niet meer vasthouden, waarna deze dus langzaam uitdijen. Er ontstaat dan een nevel rondom de ster. Deze nevels zijn vaak rond en daardoor werden deze objecten vroeger verward met planeten. Vandaar de naam 'planetaire nevel'.

Planetocentrisch
Betekent: met een planeet als middelpunt. Planetocentrische coördinatenstelsels hebben het midden van de planeet als oorsprong, en zijn bijna altijd rechthoekige coördinatenstelsels, maar kunnen onderling nog wel verschillen in de richtingen van de coördinaatassen. Veelgebruikte planetocentrische coördinatenstelsels zijn het planetocentrische equatoriale coördinatenstelsel en het planetocentrische eclipticale coördinatenstelsel.

Planetoïde of asteroïden
Zijn kleine planeten die zich bewegen in een baan rond de Zon voornamelijk tussen Mars en Jupiter. Die naam geeft aan dat ze, evenals sterren, als stipjes overkomen. De eerste planetoïde, Ceres, werd in 1801 ontdekt en heeft een diameter van 920 km. Bij ontdekking krijgen de planetoïden een voorlopige aanduiding. Voorbeeld 1997 XF2. Eerst wordt het jaartal vermeld waarin de planetoïde werd ontdekt (hier 1997). De eerste letter duidt de halve maand van de ontdekking aan. X betekent 1-15 december. (I wordt weggelaten en Z wordt niet gebruikt.) De volgende letter geeft de rangorde aan van de ontdekte planetoïden binnen de halve maand. Hier wordt opnieuw I niet gebruikt zodat slechts 25 letters meetellen. Indien meer dan 25 planetoïden zijn ontdekt in die halve maand, begint men met getallen toe te voegen. F2 betekent dan dat het de 6de (omwille van de F) + 25 x 2 (omwille van de 2) of 56ste planetoïde is die in die halve maand is ontdekt. Toch gaat het bij die voorlopige nummering niet altijd om echte ontdekkingen, eerder zijn het detecties van objecten die later geïdentificeerd moeten worden. Een aantal objecten blijken reeds vroeger ontdekt geweest te zijn, een ander klein aantal bestaat gewoon niet. Slechts nadat een nauwkeurige baan is berekend (door nauwkeurige waarneming) kan de asteroïde een definitief nummer en komt in aanmerking voor een naam. Zo spreken we van 433 Eros.
"De planetoïden waarvan het perihelium zich binnen de baan van de Aarde bevindt, zijn de planetoïden van het Apollo-type. Voorbeelden zijn 1566 Icarus, 1620 Geographos, 1862 Apollo en 4179 Toutatis. Enkele planetoïden hebben zelfs een omlooptijd korter dan 1 jaar (en dus een halve grote baanas kleiner dan 1 AE);

Pluto
Voormalige planeet van onze Zon, nu een dwergplaneet.

Pool
Een pool van een hemellichaam is één van de twee snijpunten van het oppervlak en de draaias van dat hemellichaam. Traditioneel wordt de pool van waar boven het hemellichaam tegen de klok in (linksom) lijkt te draaien de noordpool genoemd, en de andere de zuidpool. Gezien vanaf de noordpool gaat de Zon van links naar rechts door de hemel, en gezien vanaf de zuidpool gaat de Zon van rechts naar links.

Pooldag
Is een dag waarop de Zon tenminste 24 uur aan een stuk niet onder de horizon komt. Evenzo is een poolnacht een nacht waarop de Zon tenminste 24 uur aan een stuk niet boven de horizon komt. Pooldagen en poolnachten komen alleen voor boven de poolcirkels, dus in de buurt van de geografische polen.

Poollicht
Geomagnetische veldlijnen kunnen energetische elektronen en protonen, die de magnetosfeer zijn binnengedrongen, leiden tot in de hogere lagen van de aardse atmosfeer. De aanstormende deeltjes verliezen hun energie in de botsingen met neutrale deeltjes en ioniseren ze op ongeveer dezelfde hoogte als waar, door de inwerking van de UV-straling van de Zon, de ionosfeer wordt gevormd. Daarenboven worden atomen van de hoogste luchtlagen door de inslagen geëxciteerd (het elektron bevindt zich op een hogere baan rond het atoom). Bij de terugval vormen de atomen fotonen, lichtpulsen waarvan de kleur afhangt van de atomen die zijn aangeslagen. Het meeste licht is afkomstig van de groene zuurstoflijn (5577 Å) of van rode zuurstoflijnen (emissielijnen). Bij een lage zonneactiviteit komen de geladen deeltjes toe op de kleine ovaal rond de magnetische polen. Wanneer de zonneactiviteit verhevigt, dringen de geladen deeltjes de ionosfeer binnen op een lagere breedtegraad. Poollicht werd onlangs in België gezien in de nacht van 6 op 7 april 2000 en in de nacht van 11 op 12 april 2001. Protonen creëren overwegend een diffuus licht terwijl in het licht door elektronen geproduceerd meer structuren voorkomen. Dit komt omdat elektronen beter de veldlijnen volgen.

Populaties
Verdelingen van sterren volgens hun leeftijd. De oudste sterren noemt men Populatie III, iets minder oudere sterren worden Populatie II genoemd en de jongere sterren Populatie I.

Porie
Is net als een zonnevlek, maar heeft geen penumbra.

Precessie
De rotatieas van de Aarde maakt een t.o.v. de Zon een tolbeweging. Een dergelijke rotatie van een rotatieas met een constante hoek omheen een vaste as noemt men een precessiebeweging. In de ruimte wordt daardoor in een tijdspanne van ongeveer 25.700 jaar een kegel beschreven. Terzelfder tijd schuift het lentepunt op in de tegengestelde richting van de Zon langs de ecliptica. Tijdens het jaar staat de Zon achtereenvolgens in het sterrenbeeld Waterman, Vissen, Ram, enz. Vroeger stond het lentepunt in het sterrenbeeld Ram (Aries), nu in de Vissen en binnen een 500-tal jaar zal het lentepunt zich in de Waterman bevinden. Het verloop van het lentepunt bedraagt 50 boogseconden per jaar. Dit heeft als gevolg dat de sterrencatalogen en -atlassen strikt genomen enkel correct zijn op een bepaald ogenblik, bekend als de epoche. In het noordelijk halfrond bevindt de Poolster zich momenteel relatief dicht bij de noordelijke hemelpool. Vijfduizend jaar geleden was het de minder heldere ster Thuban (a Draconis) die het noorden aanwees. Binnen twaalfduizend jaar zal de heldere ster Wega in de buurt van het noorden staan. Tijdens de komende honderd jaar zal de Poolster nog dichter komen bij de noordelijke hemelpool. De duur van een tropisch jaar (de tijdspanne tussen twee opeenvolgende doorgangen van de Zon doorheen het lentepunt) is dus korter dan een siderisch jaar (de schijnbare omloop van de Zon t.o.v. de vaste sterren). De oorsprong van de precessie moet hoofdzakelijk gezocht worden in de inwerking van de gravitationele krachten van de Zon en de Maan op de rotatie van de niet sferische Aarde.

Proleptisch
Betekent dat het "met terugwerkende kracht" toegepast wordt op gevallen van voor het uitgevonden was. Dit wordt vooral gebruikt voor kalenders: je kunt de regels van een nieuwe kalender toepassen op jaren voordat die nieuwe kalender was uitgevonden.

Protuberans
Een wolk van heet, lichtgevend gas, uitgestoten door het zonsoppervlak.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN.
ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD.

Combineer een element links met een element rechts. Je kan selecteren uit het uitrolmenu.
ALLES VERWERKT? KLIK DAN PAS OP DE TOETS CONTROLEER.

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN, ALS HET WOORD BESTAAT, IN HET GEOPENDE VENSTER TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
*
De hoek tussen de vlakken van twee banen of tussen het vlak van
een baan en de rotatie van een object noemt men de
*
Elektromagnetische straling met golflengten net groter dan die
van zichtbaar licht (net voorbij die van rood licht).
*
Kleine hoeveelheden materie in de ruimte tussen de melkwegstelsels.
*
De donkerdere laantjes tussen de granulen in granulatie waarin
koeler zonnegas naar beneden gaat.
*
Een deel in het bovenste van de atmosfeer waar er zich
geladen deeltjes bevinden.
*
De tijd die nodig is voor een baan om de Zon van perihelium naar perihelium.
*
De tijd die de Zon er over doet om op eenzelfde plaats ten
opzichte van de sterren te komen.
*
De tijd tussen twee passages (door de Zon) van het lentepunt.
*
1 J = 1 N.m (de arbeid geleverd door een kracht van 1 newton
wanneer deze een object 1 meter verplaatst in de richting van de kracht)
*
Het kalendersysteem dat werd geïntroduceed door Julius Caesar.
*
De vijfde planeet vanaf onze Zon.
*
Het absolute nulpunt.
*
Ander woord voor kernschaduw.
*
Een cirkelvormige baan rond een hemellichaam zoals de
Zon of een planeet.
*
Een maat voor de kleur van een ster.
*
Equinox waarbij de Zon van het zuiden naar het noorden van
de hemelevenaar gaat.
*
Snijpunt van de baan van een planeet, planetoïde, Maan,
komeet, satelliet met het eclipticavlak.
*
Een 'grote, vuile sneeuwbal' die in een elliptische baan
om de Zon beweegt.
*
Atoomkernen waarvan alle elektronen zijn weggeslagen tijdens
de snelle doortocht door de Melkweg.
*
Een gordel met miljoenen objecten buiten de baan van Neptunus.
*
Twee hemellichamen die aan de hemel 90° van elkaar af staan.
*
De maanfase, waarbij de linker helft van de Maan verlicht is
(in Nederland en België tenminste, op het zuidelijk halfrond
is het de rechterhelft).
*
De langste rechte lijn die te vinden is tussen twee punten van een ellips.
*
De afstand van de meridiaan van die plek tot de nulmeridiaan.
*
Het punt waar de Zon schijnbaar van het zuidelijk halfrond
naar het noordelijk halfrond van de hemelbol gaat.
*
Een op- en neergaande en heen- en weergaande beweging
die verband houdt met de draaiing van de Maan om de Aarde.
*
De afstand dat licht aflegt in een jaar tijd.
*
299.792.458 meters/seconde.
*
De kleine verlichte sikkel van een hemellichaam.
*
Hemellichaam dat rond een groter hemellichaam draait.
*
Het steeds veranderende aangezicht van de Maan.
*
Zonsverduisteringen vinden alleen plaats bij
*
Maansverduisteringen vinden alleen plaats bij
*
Een krachtveld dat samenhangt met bewegende elektrische lading.
*
Het gebied in de omgeving van de Aarde dat onder invloed
staat van haar magnetisch veld.
*
De "achterzijde" van de magnetosfeer bekeken vanaf de Zon.
*
Een maat voor hoe helder iets lijkt te zijn (op de afstand die het heeft).
*
De vierde planeet van het zonnestelsel, geteld vanaf de Zon.
*
Een tijdseenheid van 1 miljoen (1.000.000) jaar.
*
Een afstandsmaat van 1 miljoen (1.000.000) parsec.
*
Een gebied met miljoenen tot vele miljarden sterren en veel
gaswolken die door hun onderlinge zwaartekracht met elkaar
verbonden zijn tot één geheel.
*
De eerste planeet van ons Zonnestelsel, geteld vanaf de Zon.
*
Een halve grote cirkel die over het oppervlak tussen de
eografische polen van een hemellichaam loopt.
*
Een lichtspoor hoog in de aardse atmosfeer voortgebracht
door de inval van een meteoroïde.
*
Een verzameling van meteoren die rond dezelfde tijd en
in hetzelfde gebied aan de hemel zichtbaar zijn.
*
Een gesteente uit de ruimte (meteoroïde) dat inslaat op het
oppervlak van een planeet omdat het niet volledig is verbrand
in de atmosfeer.
*
Een klein object (stof of gesteente) dat in een baan rond
de Zon draait en mogelijk een meteoor of een meteoriet wordt.
*
Elektromagnetische stralen met een golflengte tussen die
van infrarode straling en die van radiogolven.
*
Een kracht die weg wijst van het midden van een bocht
die men neemt centrifugaalkracht of.
*
Het tegenovergestelde van centrifugaalkracht is
Middelpuntzoekende kracht of.
*
Het moment van het etmaal waarop de Zon het diepst
onder de horizon staat.
*
Een periode van 1000 jaar.
*
Het punt verticaal beneden de waarnemer, waar de verticale
lijn door zijn positie de hemelbol snijdt.
*
De achtste planeet vanaf onze Zon.
*
Dat deel van een etmaal waarin de Zon minder dan 12°
onder de horizon staat.
*
Een begrip dat alle soorten nevelachtige objecten omvat,
die niet in sterren in sterren opgelost konden worden met
vroegere telescopen.
*
De maanfase waarbij de Maan helemaal onverlicht is.
*
De zonnewende waarbij de Zon het verste ten noorden van de
hemelevenaar komt.
*
Het punt aan de horizon recht ten noorden van de waarnemer.
*
Sterren die plotseling helderder worden.
*
Een kleine variatie in de draaiende beweging van de Aarde om haar as.
*
Een subatomair deeltje zonder elektrische lading in een atoomkern.
*
Ontstaan in de kernen van massieve sterren gedurende de supernovaexplosies.
*
De meridiaan waarvan de lengtegraad nul is.
*
De eenheid van kracht.
*
Als de Maan of een planeet voor een ander hemellichaam langsgaat.
*
De snelheid die een voorwerp nodig heeft om te kunnen ontsnappen
aan de aantrekkingskracht van een hemellichaam.
*
Het punt aan de horizon recht ten oosten van de waarnemer.
*
Groepen van jongere sterren, samen met stof en gas dat vrij is.
*
Doet zich voor wanneer een buitenplaneet en de Zon in
tegenovergestelde richting staan.
*
Als een van de hemellichamen uit het zonnestelsel beweegt
over de schijf van een ander hemellichaam spreekt men van een
*
De schijnbare beweging die de ster aan de hemel maakt ten
gevolge van de baanbeweging van de Aarde noemt men de
*
Een afstandsmaat die wordt gebruikt om afstanden naar
sterren en sterrenstelsels aan te geven.
*
De minder donkere buitenste gebieden van een zonnevlek.
*
Het punt in een baan rond een hemellichaam dat het dichtste
bij het hemellichaam is.
*
Het punt in een ellipsvormige baan rond de Aarde dat zich
het dichtst bij de Aarde bevindt.
*
Het punt op de omloopbaan van een komeet waar ze zich
het kortst bij de Zon bevindt.
*
Een gebied op de Zon dat helderder is dan zijn omgeving wanneer
men het bekijkt in het midden van een spectraallijn.
*
Het pad van een planeet om de Zon.
*
Met een planeet als middelpunt.
*
Kleine planeten die zich bewegen in een baan rond de Zon
voornamelijk tussen Mars en Jupiter.
*
Voormalige planeet van onze Zon, nu een dwergplaneet.
*
Eén van de twee snijpunten van het oppervlak en de draaias
van dat hemellichaam.
*
Een dag waarop de Zon tenminste 24 uur aan een stuk niet
onder de horizon komt.
*
Een nacht waarop de Zon tenminste 24 uur aan een stuk
niet boven de horizon komt.
*
Geomagnetische veldlijnen kunnen energetische elektronen en protonen,
die de magnetosfeer zijn binnengedrongen, leiden tot in de hogere lagen
van de aardse atmosfeer. Geeft het
*
Verdelingen van sterren volgens hun leeftijd.
*
Is net als een zonnevlek, maar heeft geen penumbra.
*
De rotatieas van de Aarde maakt t.o.v. de Zon een tolbeweging.
*
Een wolk van heet, lichtgevend gas, uitgestoten door het zonsoppervlak.