Kosmografie. Begrippen (van a tot en met h)

Aarde
De derde planeet vanaf onze Zon. Het is een aardse planeet, met een atmosfeer en een maan (de Maan), maar zonder ringen. De Aarde heeft een equatoriale diameter van 12.756 km en is nummer 6 op de lijst van grootste hemellichamen in ons zonnestelsel.

Aardrotatie
Is de draaiing van de Aarde om haar as. De rotatieperiode van de Aarde bedraagt 23h 56m 04s. Deze periode wordt de sterrendag genoemd. Na één sterrendag heeft de Aarde weer dezelfde stand ten opzichte van de sterren. Omdat de Aarde in die periode ook een klein beetje om de Zon is gedraaid, duurt het nog 3m 56s voor ze weer dezelfde stand ten opzichte van de Zon heeft ingenomen. De zonnedag (etmaal) duurt dan ook 24 uur. De rotatieperiode van de Aarde is overigens niet helemaal constant. Er treden minieme schommelingen op als gevolg van klimatologische effecten, zoals El Niño, en in de loop der eeuwen neemt de rotatieperiode langzaam maar zeker af door de getijdenwerking van de Maan. Om dit verschijnsel te compenseren wordt af en toe een schrikkelseconde ingevoerd.

Aardse planeet
Ook wel rotsplaneet genoemd is een planeet die uit vaste rots bestaat en qua samenstelling, afmetingen en massa op de Aarde lijkt. De aardse planeten in ons zonnestelsel zijn Mercurius, Venus, de Aarde en Mars. De Aarde is de grootste van deze vier planeten en een stuk kleiner dan de gasplaneten. De aardse planeten bevinden zich bovendien dichter bij de Zon.

Aberratie
De zeer geringe beweging in de schijnbare positie van een ster, veroorzaakt door het draaien van de Aarde, tussen de tijd dat het licht van een ster het objectief van een telescoop bereikt en de tijd dat dit licht het oculair bereikt.

Abundantie
Het is de relatieve hoeveelheid van een bepaald element in een geheel. Zo was de abundantie van helium in het heelal met de leeftijd van een kwartier ongeveer 24%.

Absorptie
Het tegenhouden en doen verminderen van licht door materiedeeltjes, dat het onderweg tegenkomt.

Absorptielijn
Is een gebied op de Zon met veel magneetveld in de vorm van zonnevlekken, poriën, en plage. Grote actieve gebieden kunnen wel 160.000 kilometer lang worden (gelijk aan vier keer rond de Aarde) en kunnen twee maanden of langer bestaan, maar kleine actieve gebieden verschijnen en verdwijnen weer in een paar dagen.

Afnemende maan
Is de Maan tijdens de periode waarin steeds minder van de maanschijf verlicht wordt. Deze periode loopt van volle maan tot nieuwe maan.

Afplatting
Is de grootheid die aangeeft in hoeverre de vorm van de planeet afwijkt van een bol. Door de rotatie is een planeet vaak een beetje afgeplat aan de polen en stulpt deze uit aan de equator. Deze vorm van een afgeplatte bol wordt oblate ellipsoïde genoemd. Een planeet met een afplatting gelijk aan nul is een perfecte bol, hoe dichter de afplatting bij één ligt, des te 'platter' is de planeet. Voor de planeten in ons zonnestelsel is het effect van afplatting het grootst bij de planeet Jupiter, door de grote afmetingen en de snelle rotatie van deze planeet. Afplattingen van de gasplaneten zijn over het algemeen groter dan die van de aardse planeten. De afplatting van een planeetbaan wordt excentriciteit genoemd.

Albedo
De hoeveelheid licht een object reflecteert (weerkaatsingsvermogen). Stel, een planeet reflecteert al het licht van de Zon, dan is het albedo 1. Reflecteert een planeet 30 procent van het licht, dan is het albedo 0,3. Een object met een laag albedo is moeilijk zichtbaar, terwijl objecten met een hoog albedo heel goed zichtbaar zijn. Het oppervlak van een object met een albedo van 0,6 tot 0,9 bestaat vaak uit ijs, terwijl het oppervlak van een object met een laag albedo vaak bestaat uit donker steen. Het is een benaming voor de reflectiviteit van een planeet, een planetoïde of een satelliet, m.n. de verhouding tussen de hoeveelheid licht die het object ontvangt van de Zon en de hoeveelheid die direct wordt weerkaatst in de ruimte. Een wit lichaam straalt alle licht terug en heeft een albedo van 1,0 terwijl een zwart lichaam alle straling opslorpt en een albedo van 0,0 heeft.

Algemene Relativiteitstheorie
De Algemene Relativiteitstheorie van Albert Einstein beschrijft hoe het zit met ruimte en tijd ook als er krachten op de waarnemer werken. De Algemene Relativiteitstheorie stelt dat de gevolgen van een versnelling niet af hangen van de oorzaak van de versnelling (zelfs niet als dat de zwaartekracht is). Hieruit volgt onder andere dat zwaartekracht licht af doet buigen en de tijd kan vertragen, en dat zwarte gaten kunnen bestaan.

Anomalie
In de sterrenkunde wordt anomalie gebruikt voor verschillende hoeken die van belang zijn voor het berekenen van de positie van hemellichamen in hun banen. Hieronder worden de verschillende anomalieën uitgelegd voor de baan van de Aarde om de Zon maar ze gelden ook voor banen van andere hemellichamen.
De ware anomalie is de hoek (gezien vanaf de Zon) tussen de richting naar de Aarde en de richting naar het perihelium van de aardbaan. Als de ware anomalie gelijk is aan 0 graden, dan is de Aarde het dichtste bij de Zon (ofwel: in het perihelium). Als de ware anomalie gelijk is aan 180 graden, dan is de Aarde het verste van de Zon (in het aphelium).
De middelbare anomalie is wat de ware anomalie zou zijn als de Aarde met constante snelheid in een perfecte cirkelbaan (met de excentriciteit gelijk aan nul) in dezelfde tijd rond de Zon ging. Net als voor de ware anomalie is de middelbare anomalie gelijk aan 0 in het perihelium, en gelijk aan 180 graden in het aphelium, maar voor andere punten in de aardbaan zijn de ware en middelbare anomalieën niet gelijk aan elkaar. De middelbare anomalie wordt vaak gebruikt als een van de baanelementen.
De excentrische anomalie is een hoek die verbonden is met zowel de middelbare als de ware anomalie. Deze hoek komt men tegen als men de Vergelijking van Kepler oplost om de ware anomalie uit de middelbare anomalie te berekenen.

Anomalistische maand
Is de tijdspanne tussen tweemaal dezelfde apside van de Maan (twee perigea of apogea). De anomalistische maand duurt gemiddeld circa 27,5545499 dagen en wordt iedere 1000 jaar ongeveer 0,9 seconden korter.

Antimaterie
Is in sommige onzichtbare opzichten tegengesteld aan gewone materie. Antimaterie bestaat uit antideeltjes zoals gewone materie bestaat uit gewone deeltjes. Antimaterie ziet er net zo uit als gewone materie en gedraagt zich net als gewone materie, maar als een gewoon deeltje en zijn antideeltje elkaar tegen komen dan veranderen ze allebei in energie (volgens de beroemde formule van Einstein E = mc²), en uit energie kunnen paren van een gewoon deeltje en het bijbehorende antideeltje gevormd worden.

Antipode punt
De plaats die zich aan de oppositiezijde van de planeet bevindt.

Aphelium
Het punt in een ellipsvormige baan dat het verste van de Zon (of een andere ster) is. Dit punt bereikt de aarde ieder jaar in de zomer.

Apoapsis
Is het punt in een baan rond een hemellichaam dat het verste van dat hemellichaam ligt. Het tegengestelde punt heet periapsis. Voor een aantal hemellichamen zijn meer specifieke woorden in gebruik die alleen op die hemellichamen van toepassing zijn, bijvoorbeeld aphelium voor de Zon, apogeum voor de Aarde, aposelenium voor de Maan, apojovum voor Jupiter, apoastron voor sterren.

Apogeum
Het punt in een ellipsvormige baan rond de Aarde dat het verst verwijderd is van de Aarde. Het punt van de maanbaan, waar deze het verst van de Aarde staat. Dit begrip is ook van toepassing op kunstmatige satellieten.

Apside
Of apsis is een van de twee extreme punten van de elliptische baan van een hemellichaam, ofwel het punt dat het dichtste bij (peri-) het omcirkelde object ligt, ofwel het punt dat daar het verst vandaan (apo-) ligt. Bij een object dat om de Zon draait spreken we van perihelium en aphelium, bij de Aarde van perigeum en apogeum en in een dubbelster van periastron en apastron.

Arografisch
Betekent dat het de planeet Mars beschrijft. Het arografische coördinatenstelsel heeft de marsevenaar als basisvlak, en gebruikt de lengte en breedte als coördinaten.

Asteroïde
Materieklompen met afmetingen tussen de 1 en 700 km doorsnede, waarvan de baan om de zon vooral ligt tussen Mars en Jupiter.

Asteroïde nummer
Asteroïden krijgen een volgnummer wanneer ze ontdekt worden. Het nummer is gewoon oplopend.

Astronomie
Een andere naam is 'sterrenkunde'. Het is de wetenschap van de sterren en andere hemellichamen. Het is m.a.w. de wetenschap waarin het hele universum wordt bestudeerd. Alles wat buiten de aardse atmosfeer ligt, maakt deel uit van de astronomie. De beweging van de hemellichamen kreeg vooral sinds Newton een stevige basis in de hemelmechanica. De chemische samenstelling van sterren, hun temperatuur, dichtheid, enz. krijgt een plaats in de astrofysica.

Astronomische eenheid
De gemiddelde afstand tussen de aarde en de zon. Vaak doelen wetenschappers hiermee op 150 miljoen kilometer. De astronomische eenheid (AE) is één van de meest gebruikte maatstaven voor ons zonnestelsel. Een lichtjaar is 63.240 AE. Sinds 1984 werd door de International Astronomical Union beslist dat 1 AE = 149 597 870 km. Er gaan 206.265 AE. in een parsec.

Astronomische schemering
Met deze term duidt een sterrenkundige dat deel van een etmaal aan, waarin de Zon minder dan 18° onder de horizon staat. Dit is de gehele periode van daglicht, plus (meestal) een deel van de avond en ochtend. In de Benelux staat de Zon echter midden in de nacht minder dan 18° onder de horizon en dus vindt gedurende de gehele nacht de astronomische schemering plaats. Het deel van de nacht waarin de Zon meer dan 18° onder de horizon staat, en wanneer het dus helemaal donker is, noemt men astronomische nacht. Klik hier voor de zoncalculator.

Atmosfeer
Het omhulsel van gassen dat een hemellichaam omgeeft en daar wordt vastgehouden door de zwaartekracht. Is 1,013 bar = 1.03 kg/cm2 = standaard luchtdruk op zeeniveau op aarde.

Atmosfeer van de Aarde
De onderste laag is de troposfeer en reikt tot ongeveer 12 km hoogte. De temperatuur daalt met de hoogte. Daarboven bevindt zich de stratosfeer waar de ozon de UV-stralen van de Zon absorbeert. De laag reikt tot een hoogte van ongeveer 50 km. Hierboven begint de mesosfeer. De temperatuur bereikt een minimum op een hoogte van ongeveer 80 km. Daarboven stijgt de temperatuur opnieuw en wel heel snel in de hete thermosfeer. Afhankelijk van de zonneactiviteit schommelt de temperatuur er tussen 700 en 2500 K. Het is ook hier dat de ionosfeer ontstaat onder invloed van de UV-stralen van de Zon.

Aurora
Lichtverschijnselen, veroorzaakt door de energetische straling van de Zon, die gassen in de bovenste delen van de atmosfeer exciteren.

Azimut
Het (az.) van een hemellichaam geeft aan in welke (wind)richting het object aan de hemel staat. Het azimut van een object hangt af van de plaats op Aarde, iedere plaats op Aarde heeft immers een (net) iets andere sterrenhemel. Zo kan het zijn dat in Europa de Zon in het westen staat, en dus bijna ondergaat, terwijl diezelfde Zon in Amerika op dat moment pas net opkomt en dus in het oosten staat. Het azimut van de Zon is voor deze twee gevallen volstrekt anders. Het azimut van het object wordt normaal gesproken uitgedrukt in graden (°). Meestal wordt het noorden aangeduid met 0°, het oosten met 90°, het zuiden met 180° en het westen met 270°, net als het geval is met windrichtingen en een kompas. Wanneer men bijvoorbeeld de planeet Uranus wil waarnemen is het niet genoeg te weten dat deze 'in het oosten' staat, maar kan het azimut gebruikt worden om de nauwkeurige positie weer te geven. Het azimut is dus de coördinaat die aangeeft waar het object boven (of onder) de horizon staat. Om de exacte positie van het object te weten is dan nog een tweede coördinaat nodig: de hoogte.

Baanelement
De banen van voorwerpen rond veel zwaardere hemellichamen (bijvoorbeeld van een planeet rond de Zon, of van een maan rond een planeet, of van een ruimtevaartuig rond een maan, planeet, of de Zon) lijken vaak erg op kegelsneden zoals cirkels, ellipsen, parabolen, hyperbolen, of rechte lijnen. Er zijn vijf getallen nodig om de grootte, vorm, en richting van zo'n baan te beschrijven, en met nog een zesde erbij kan men ook de plaats van het voorwerp in de baan vastleggen. Deze zes getallen zijn de baanelementen. Het meest gebruikte stel baanelementen omvat de lengte van de halve lange as en de excentriciteit voor de grootte en de vorm van de baan, en de inclinatie, de eclipticale lengte van de klimmende knoop, en het argument van het periapsis (gedrieën de Eulerhoeken genoemd) voor de richting van de baan. Voor het zesde baanelement wordt vaak óf de middelbare anomalie op een bepaalde tijd genomen, óf een tijd dat het voorwerp door het periapsis gaat.

Balkspiraalstelsel
Is een spiraalstelsel met een balkvormige struktuur door het centrum.

Bar
Is 0.987 atmosfeer = 1.02 kg/cm2 = 100 kilopascal. Klik hier voor uitleg over druk

Barycentrum
Is het zwaartepunt voor een object. Voor de aarde is het barycentrum de Zon, want we draaien immers rondjes om deze gasbol. Het barycentrum van de Zon is weer het melkwegstelsel.

Bedekking
Vindt plaats wanneer een groter voorgrondobject voor een kleiner achtergrondobject langs beweegt, en het achtergrondobject volledig bedekt. Zo vinden er regelmatig sterbedekkingen door de Maan plaats, wanneer de Maan voor een ster langs beweegt, of bedekkingen van de manen van Jupiter, wanneer een maan achter de planeetschijf langs beweegt. Wanneer het voorgrondobject groter is, maar het achtergrondobject niet volledig bedekt spreekt men van een gedeeltelijke bedekking. Wanneer het voorgrondobject kleiner is dan het achtergrondobject (en het dus ook niet volledig bedekt) is er sprake van een overgang.

Benedenconjunctie
  1. Planeetverschijnsel: een binnenplaneet is in benedenconjunctie wanneer de planeet tussen de Aarde en de Zon door beweegt. De planeet staat dan dichter bij de Aarde dan de Zon. Alleen tijdens een benedenconjunctie kan een overgang van de planeet over de zonneschijf worden waargenomen, al vindt niet bij iedere benedenconjunctie een overgang plaats, door de inclinatie van de planeetbaan.
  2. Satellietverschijnsel: een satelliet is in benedenconjunctie met de planeet waarom de satelliet draait, wanneer de satelliet tussen de planeet en de Aarde door beweegt. Ook voor een satelliet geldt dat overgangen over de planeetschijf plaatsvinden bij een benedenconjunctie, maar dat niet iedere benedenconjunctie ook een overgang betekent.


Bijschaduw
Of halfschaduw van een donker voorwerp dat wordt verlicht door een lichtbron, is de minder donkere schaduw die zich niet direct achter het donkere voorwerp bevindt, maar iets verder van de schaduwas. De bijschaduw bevindt zich rond de kernschaduw, die zich direct achter het donkere voorwerp bevindt. Vanuit de bijschaduw gezien wordt de lichtbron slechts gedeeltelijk bedekt, en valt er minder licht van de lichtbron dan normaal. In de sterrenkunde wordt deze term onder andere gebruikt bij zonsverduisteringen, wanneer de schaduw van de Maan op de Aarde valt, en bij maansverduisteringen, wanneer de schaduw van de Aarde op de Maan valt. In deze gevallen wordt de bijschaduw ook penumbra genoemd. Wanneer men zich bij een zonsverduistering in de bijschaduw bevindt, ziet men een gedeeltelijke eclips, (er is een 'hap' uit de Zon) terwijl een waarnemer in de kernschaduw een totale verduistering (de Zon is volledig verduisterd) ziet. Bij een maansverduistering is de Maan slechts enigszins donkerder dan normaal wanneer de Maan in de penumbra staat, en vrijwel helemaal donker wanneer de Maan zich in de umbra van de Aarde bevindt.

Binnenplaneet
Een planeet die dichterbij de Zon staat dan de Aarde (Venus en Mercurius).

Blauwverschuiving
Is een dopplerverschuiving van kenmerken (zoals spectraallijnen) in het frequentiespectrum van licht, naar grotere frequenties, waardoor geel licht in de richting van blauw licht verandert. Het tegenovergestelde van blauwverschuiving is roodverschuiving. Klik hier voor meer uitleg over het dopplereffect

Blauwe maan
Is de naam voor de tweede Volle Maan in een bepaalde maand. In een gemiddeld jaar vindt circa 12,368 keer Volle Maan plaats, iets meer dan eens per maand dus. Het overschot (0,368) hoopt zich op totdat er een tweede Volle Maan in een maand voorkomt. Dit gebeurt gemiddeld eens in de ruim 1/0,368 = 2,715 jaar (2 jaar en 8,6 maanden). Het gebeurt natuurlijk precies vier maal zo vaak dat een willekeurige maanfase in een maand voorkomt, dat is dus gemiddeld eens in de 8,15 maanden. Overigens hangt het voorkomen van een Blauwe Maan af van de tijdzone waarin men zich bevindt. Wanneer een Volle Maan in Europa bijvoorbeeld in de avond van 31 januari plaatsvindt, is het in Australië al februari en is daar dezelfde Volle Maan dus geen Blauwe Maan.

Blazar
Extreem lichtgevende, sterk wisselende stralingsbronnen. Ze worden in verband gebracht met quasars.

Bolhopen
Zijn enorme verzamelingen van sterren in een bolvorm. Daarnaast bestaan open sterrenhopen. Bolhopen bevinden zich in de halo van melkwegen, boven of onder de melkwegschijf. Voorbeeld: Omega Centauri, de helderste bolhoop die met het blote oog zichtbaar is in het zuidelijke sterrenbeeld Centaurus, bevat miljoenen sterren. In onze Melkweg zijn ongeveer 150 bolhopen gekend. De meest nabije bolhoop is M4 (of NGC 6121) en bevindt zich op een afstand van 7.000 lichtjaar.

Bolide
Is een vuurbol. Soms gaat een bolide gepaard met geluid: een of meerdere knallen of gedonder.

Boogminuut
Is het zestigste deel van een graad. Men gebruikt de term 'boogminuut' om aan te duiden dat het een deel van een graad betreft en niet van een uur.

Boogseconde
Is het zestigste deel van een boogminuut. Men gebruikt de term 'boogminuut' en 'boogseconde' om aan te duiden dat het een deel van een graad betreft en niet van een uur.

Bosonen
Elementaire deeltjes kunnen opgedeeld worden in twee groepen: bosonen en fermionen. Ze verschillen in de waarde van hun spin. Bosonen hebben een geheel getal (0, 1, 2) als waarde van de spin. Het zijn deeltjes die zorgen voor de interactie tussen deeltjes.
Bij de vier fundamentele wisselwerkingen betreft het de krachtvoerende deeltjes: fotonen (elektromagnetisme), de zwakke bosonen W+, W-, Z0 (zwakke interactie) en gluonen (sterke interactie) hebben spin 1. Het nog hypothetisch deeltje graviton (zwaartekracht) heeft spin 2. Ook de mesonen (voorbeeld: pionen, kaonen) zijn bosonen.
In de kwantummechanica wordt het individueel gedrag van de bosonen beschreven door middel van een Y-symmetrische golffunctie: de deeltjes zijn identiek en niet onderscheidbaar. Voor bosonen is de Bose-Einstein verdeling geldig. Men zou kunnen zeggen dat bosonen elkaars gezelschap opzoeken.

Bovenconjunctie
  1. Planeetverschijnsel: een binnenplaneet is in bovenconjunctie wanneer de planeet vanaf de Aarde gezien achter de Zon langs beweegt. De planeet staat dan dus verder van de Aarde dan de Zon.
  2. Satellietverschijnsel: Een satelliet is in bovenconjunctie met de planeet waarom de satelliet draait, wanneer de satelliet vanaf de Aarde gezien achter de planeet langs beweegt. Bedekkingen van de satelliet door de planeetschijf vinden plaats bij een bovenconjunctie, maar niet iedere bovenconjunctie betekent een overgang.


Breedte
Een van de coördinaten die gebruikt worden om hemelobjecten vast te leggen. Het is de hoekafstand van het object boven de horizon.

Breedte en lengte
Twee coördinaten die gebruikt worden om in het eclipticasysteem om posities aan de hemel vast te leggen.

Broeikaseffect
Het effect dat ontstaat wanneer de atmosfeer de zonnewarmte doorlaat, maar de door het maan- of planeetoppervlak teruggekaatste stralen vasthoudt. Hoe hoger de aanwezigheid van CO2 of koolstofdioxide in de atmosfeer hoe hoger het broeikaseffect.

Bruine dwergen
Is groter dan een planeet, maar kleiner dan een ster. Een bruine dwerg vormt zich op dezelfde manier als een ster, door een samentrekkende waterstofwolk. Een bruine dwerg heeft echter niet genoeg massa om kernfusie op gang te brengen. Hierdoor geeft een bruine dwerg geen licht. Bruine dwergen ontstaan zoals sterren uit de gravitationele ineenstorting van interstellaire wolken van stof en gas. Deze wolken zijn hoofdzakelijk samengesteld uit waterstof en helium en bevatten ook kleine hoeveelheden van deuterium en lithium, overblijfselen van de nucleosynthese die plaatsvond enkele minuten na de Big Bang. Er vindt een fusie plaats van deuteriumkernen om helium-3 te vormen. Deuteriumfusie kan plaatsvinden in bruine dwergen omdat het een lagere temperatuur vereist - en dus een lagere massa - dan waterstoffusie. De massa van een bruine dwerg is te klein om waterstof te laten ontbranden. Het vrijkomen van energie door de heliumfusie roept tijdelijk een halt toe aan de contractie en doet het object licht afgeven. Na enkele miljoenen jaren komt een einde aan de voorraad deuterium en de contractie begint opnieuw. De elektronendruk voorkomt de ineenstorting van bruine dwergen. Men zegt dat ze 'ontaard' zijn. Omdat ook de lichtkracht van bruine dwergen vlug vermindert als gevolg van de gravitationele contractie, zijn ze heel moeilijk op te sporen. Jonge bruine dwergen hebben een oppervlaktetemperatuur van ongeveer 3.500 tot 1.500 K. Bruine dwergen zijn ongeveer even groot als Jupiter. Hun massa bedraagt 15 tot 80 keer de massa van Jupiter of 1 tot 8% van de zonsmassa. Zoals bij de sterren (van 0,08 tot 80 zonsmassa) zijn er veel meer lichte bruine dwergen dan massarijke.

Buitenplaneten
Is een planeet die om de Zon draait in een baan die buiten de baan van de Aarde ligt. Een buitenplaneet staat dus verder van de Zon dan de Aarde. De buitenplaneten zijn Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.

Burgerlijke schemering
Het deel van de nacht waarin de Zon meer dan 6° onder de horizon staat, noemt men burgerlijke nacht.

Chandrasekhar-limiet
Deze grens bepaalt of een ster aan het eind van zijn leven eindigt als een witte dwerg of een neutronenster. Het Chandrasekhar-limiet ligt rond de 1,4 zonnemassa's. Een ster zwaarder dan 1,4 zonnen zal eindigen in een neutronenster, een ster minder zwaar dan 1,4 zonnen (zoals onze eigen zon) zal eindigen in een witte dwerg.

Chromosfeer
Is een laag in de zonneatmosfeer tussen pakweg 400 en 2100 km boven het zonsoppervlak. Onder de chromosfeer zit de fotosfeer en boven de chromosfeer zit de corona. De temperatuur in de chromosfeer reikt van ongeveer 4000 K aan de onderkant tot 8000 K aan de bovenkant, dus in deze en hogergelegen lagen wordt het heter naarmate je verder van de Zon gaat. De dichtheid van het gas in de chromosfeer is véél kleiner dan de dichtheid van lucht op zeeniveau op Aarde. Aan de bovenkant van de chromosfeer zijn er maar pakweg 10 miljard atomen in elke kubieke centimeter. De chromosfeer is te zien in foto's genomen in het midden van de H-alfa-spectraallijn, en ook (kort) nabij het begin en einde van een totale zonsverduistering.

Cluster en cluster van sterren
Met een cluster wordt in de sterrenkunde een groep van hemelobjecten bedoeld. Zo kennen we sterclusters of sterhopen, clusters van sterrenstelsels en superclusters van sterrenstelsels.
Cluster van sterrenstelsels is een verzameling van typisch honderden tot duizenden sterrenstelsels. Sterrenstelsels komen voor in groepen van enkele tot enkele tientallen stelsels, en deze groepen zijn verzameld in clusters. Clusters van sterrenstelsels vormen op hun beurt weer superclusters.

Coma
Een wolk van stof en gas rond de kern van een actieve komeet.

Conjunctie
Het is een schijnbare samenstand tussen twee hemellichamen. Bij een conjunctie van twee planeten, de Maan en een planeet, een planeet en een ster hebben beide hemellichamen dezelfde rechte klimming. In het geval van een conjunctie van een planeet met de Zon, heeft een planeet dezelfde ecliptische lengte als de Zon. Dan wordt de conjunctie langs de ecliptica gemeten. Bovenconjunctie: De Zon bevindt zich tussen de planeet en de Aarde. Zowel een binnenplaneet als een buitenplaneet kan in bovenconjunctie voorkomen. Benedenconjunctie: De planeet bevindt zich tussen de Zon en de Aarde. Uiteraard kan dit enkel voor een binnenplaneet.

Continuüm
In het algemeen is een continuüm een verzameling van alle mogelijkheden of waarden zonder onderbrekingen.
In de sterrenkunde is het continuüm de naam voor het geheel van alle kleuren waarop een voorwerp zoals de Zon licht uitstraalt, en ook voor de grootschalige variatie van kleur tot kleur in de hoeveelheid uitgestraald licht. Grootschalig betekent: zonder acht te slaan op de kleine details, zoals de spectraallijnen. Het continuüm wordt voornamelijk bepaald door de temperatuur van het stralende voorwerp. Hoe heter het voorwerp is, hoe helderder het straalt. De kleur waarop het voorwerp het helderste straalt (ofwel: de kleur van het voorwerp) hangt ook van de temperatuur af. Hete sterren zoals de Zon stralen het helderst in geel licht; koelere sterren stralen meer in het rood, en koude dingen stralen het meest in het (onzichtbare) infrarood.

Convectie
Energietransport door beweging van gassen en vloeistoffen van gebieden met hoge energie naar gebieden met lage energie.

Convectielaag
De convectielaag van de Zon reikt van net onder het zichtbare oppervlak (de fotosfeer) tot pakweg 183.000 km onder het oppervlak, waar de zonnekern begint. De convectielaag bevat ongeveer tweederde van het volume van de Zon binnen het zichtbare oppervlak, maar slechts ongeveer een zestigste deel van de massa van de Zon. In de convectielaag wordt de energie van de Zon door convectie naar boven vervoerd. De temperatuur in deze laag reikt van pakweg 2 miljoen K aan de onderkant tot 6500 K (6200℃) aan de bovenkant, en de dichtheid van het zonnegas van pakweg 100 keer die van lucht (aan het aardoppervlak) tot een vierduizendste van die van lucht. Veel andere sterren hebben ook één of meer convectielagen. Deze kunnen ook ver onder het oppervlak liggen, of zelfs in de kern van de ster.

Coördinaten
De coördinaten van een of ander punt zijn de afstanden tot vaste referentie-assen, die gewoonlijk rechte hoeken met elkaar maken. De coördinaten kunnen loodrechte afstanden zijn van de referentie-assen of hoekafstanden (d.w.z. de hoek tussen de referentie-as en de lijn) van het punt waar de referentie-assen elkaar snijden (de oorsprong) en het punt in kwestie.

Corona
Buitenste gasomhulsel van de Zon. De corona is een zeer ijl plasma met een temperatuur die kan oplopen tot 1 miljoen graden.

Coronagraaf
Is een instrument waarmee men de ijle buitenste lagen van de Zon (de corona) kan vastleggen. Een coronagraaf werkt door de heldere delen van het beeld van de Zon af te dekken, zodat de ijlere buitenliggende delen niet meer zo overstraald worden.

Coronale gaten
Zijn "donkere" coronale gebieden van de Zon met open magnetische veldlijnen. Gedurende het minimum van de zonnecyclus zijn ze beperkt tot de poolgebieden van de Zon terwijl ze tijdens het maximum op alle breedtegraden kunnen voorkomen. De snelle zonnewinden (tot 900 km/seconde) zijn afkomstig van de coronale gaten en worden als de voornaamste oorzaak van het 'zich herhalend' type van geomagnetische activiteit beschouwd (Heeft te maken met de zonnerotatie in ongeveer 27 dagen. De Zon kent een differentiële rotatie. Aan de polen duurt een rotatie ongeveer 35 dagen.).

Coronale Massa-Emissie
Zijn reusachtige bellen van elektrisch geladen gas (plasma) die vanuit de zonnecorona in een tijdspanne van verscheidene uren worden uitgestoten. Ze kunnen snelheden halen van 20 tot 2000 km per seconde. De massa die tijdens een CME wordt uitegestoten is in de orde van een miljard ton. Ze ontstaan waarschijnlijk wanneer de magnetische veldlijnen geassocieerd met een zonnevlek verstrengeld raken en energie vrijmaken via magnetische 'reconnectie'. CME's die gericht zijn op de Aarde veroorzaken magnetische stormen bij de interactie met het magnetisch veld van de Aarde. Het magnetisch veld wordt meer uitgerekt en elektrisch geladen deeltjes die zijn gevangen in het magnetisch veld, worden versneld. Tijdens het maximum van de zonnecyclus zijn er ongeveer vijf keer meer CME's dan tijdens het minimum. De meeste geomagnetische stormen zijn ontstaan door CME's die in op de Aarde zijn gericht.

Culminatie
Wordt in de sterrenkunde gebruikt om het bereiken van het hoogste punt boven de horizon door een hemellichaam aan te geven. In onze streken gebeurt dit over het algemeen wanneer het object precies boven de zuidelijke horizon staat (de doorgang door het zuiden), op het zuidelijk halfrond juist boven de noordelijke horizon. Mits het donker is, is de culminatie een goed moment om een object waar te nemen. Tijdens de oppositie van een hemelobject vindt de culminatie plaats rond middernacht. Dat is dus het meest gunstige moment in het jaar om dat hemelobject waar te nemen.

Dalende nachtevening
Is de nachtevening of equinox waarbij de Zon van het noorden naar het zuiden van de hemelevenaar gaat. Dan begint in het zuidelijke halfrond de lente en in het noordelijke halfrond de herfst. In de Gregoriaanse kalender valt de dalende nachtevening rond 23 september.

Decemberzonnewende
Is de zonnewende die in de maand december valt (in de Gregoriaanse kalender). Aangezien niet iedereen de Gregoriaanse kalender gebruikt lijkt het beter om deze zonnewende een kalenderonafhankelijke naam te geven, zoals zuidelijke zonnewende.

Declinatie (d)
Een van de twee equatoriale coördinaten (samen met de rechte klimming (a)), die wordt gebruikt om de positie in de hemel te bepalen. De equatoriale coördinaten zijn constant als men tenminste het kleine effect van de precessie verwaarloost. (Declinatie is tevens een van de uurcoördinaten.) Het referentievlak is het equatorvlak. De declinatie wordt uitgedrukt in graden en bereikt boven het equatorvlak positieve waarden.

Deepsky-object
Is een zwak hemellichaam op grote afstand, zodat doorgaans een grote, lichtsterke telescoop nodig is om het object te kunnen waarnemen. Voorbeelden van deepsky-objecten zijn bijvoorbeeld gasnevels en sterrenstelsels.

Dichtheid
De gemiddelde hoeveelheid massa uitgedrukt in gram per kubieke centimeter (of kilogram per liter).

Dierenriem
Of zodiak is de verzameling van sterrenbeelden op de ecliptica, die hoofdzakelijk dieren voorstellen. Volgens astrologen bepaalt het sterrenbeeld waarin de Zon zich bevindt op het moment dat een persoon wordt geboren, de eigenschappen van die persoon. (Die persoon 'heeft' of 'is' dan dat sterrenbeeld). Hierbij wordt dan ten eerste geen rekening gehouden met het feit dat er niet 12, maar 13 tekens van de dierenriem zijn (iemand die wordt geboren tussen 30 november en 17 december is eigenlijk een Slangendrager!) en bovendien wordt geen rekening gehouden met de precessie, waardoor de dierenriem inmiddels één sterrenbeeld is opgeschoven, en de door astrologen gebruikte methode dus 2000 jaar achterloopt.

Differentiële rotatie
Is rotatie waarbij niet elk deel van het voorwerp dezelfde rotatieperiode heeft. Alleen voorwerpen die niet solide (vast) zijn kunnen differentiële rotatie vertonen. In het zonnestelsel komt differentiële rotatie voor in onder andere de Zon en de grote gasplaneten, en in de atmosfeer van de Aarde.

Direct
Rotatie of omloop van een lichaam in tegenwijzer zin bekeken vanaf de noordpool van het moederlichaam. (bijna alle rotaties en omlopen zijn in die richting). De tegenovergestelde draairichting noemt men retrogarde.

Disk
Het zichtbare oppervlak van de Zon (of een ander hemellichaam) aan het hemelgewelf.

Donkere materie
Het Heelal is waarschijnlijk als volgt samengesteld:
  1. 4% bestaat uit gewone materie: nl. vrije waterstof en helium, sterren, neutrino's en zware elementen.
  2. 23% bestaat uit donkere materie. Men weet nog niet over welke materie het gaat. Het enige wat men weet is dat het koude donkere materie moet zijn. Kanshebbers voor donkere materie zijn: neutralino's, axionen of Higgs bosonen. De materie wordt 'koud' genoemd omwille van de lage snelheden van de deeltjes bij de vorming van melkwegen en clusters van melkwegen, wat een lage energie en een lage temperatuur veronderstelt. De juiste natuur van deze deeltjes is nog steeds niet bekend.
  3. 73% bestaat uit donkere energie. Momenteel heeft men geen idee over de inhoud van die energie. Het is iets dat direct inwerkt op de ruimte en heeft een afstotend effect. Het soort anti-zwaartekracht.


Donkere nevels
Wolken van stof en gas die de ruimte er achter verduisteren. Ze komen vooral voor in de 'schijven' van spiraalstelsels, waarin nieuwe sterren geboren worden.

Doorgang
Of transit van een hemellichaam wordt over het algemeen de doorgang door het zuiden bedoeld, voor een waarnemer op het noordelijk halfrond (of door het noorden voor een waarnemer op het zuidelijk halfrond). Tijdens de doorgang van een object staat het in het hoogste punt aan de hemel dat die dag wordt bereikt: de culminatie.

Doppler-effect
Is het verschijnsel dat de frequentie van een ontvangen golf afhangt van de snelheid van de zender (positief of negatief) in de richting van de waarnemer. Alleen de onderlinge snelheid is belangrijk, niet wie er nu het snelste gaat. Wanneer de bron naar de waarnemer toe komt is de frequentie hoger; wanneer de bron van de waarnemer af gaat is de frequentie lager. De relatieve verandering in de frequentie is ongeveer gelijk aan de verhouding van het snelheidsverschil en de voortplantingssnelheid van de golven, zolang het snelheidsverschil veel kleiner is dan de voortplantingssnelheid.
Voor geluid geeft het dopplereffect een verandering van toonhoogte: als een auto, motor of trein je snel voorbij rijdt dan gaat de toon van het geluid dat ze voortbrengen omlaag. De snelheid van het geluid is ongeveer 340 m/s (1200 km/h) aan het aardoppervlak, en het geluid van een passerende auto verandert daarom met één standaard noot (ongeveer 6 procent frequentieverschil) voor ongeveer elke 9 m/s (32 km/h) van zijn snelheid.
Een via het dopplereffect gemeten snelheid heet een dopplersnelheid. De verschuiving van kenmerken in het frequentiespectrum van de golven (zoals spectraallijnen) heet dopplerverschuiving.
Astronomen kunnen met behulp van het dopplereffect vrij eenvoudig snelheden van sterren en melkwegstelsels bepalen, en ook snelheden van materiaal in de fotosfeer van de Zon.

Dopplersnelheid
Is een uit een dopplerverschuiving berekende snelheid: het deel van de snelheid van de bron ten opzichte van de waarnemer dat in de richting van de waarnemer is (positief of negatief).

Dopplerverschuiving
Is een verschuiving van kenmerken in een frequentiespectrum (zoals spectraallijnen) vanwege het dopplereffect. Uit een dopplerverschuiving kan een dopplersnelheid berekend worden. Een dopplerverschuiving van licht naar kleinere frequenties wordt ook wel roodverschuiving genoemd, en een dopplerverschuiving naar grotere frequenties blauwverschuiving.

Dubbelsterren
Een paar sterren die om elkaar heendraaien. Ongeveer 50% van alle sterren behoren tot een dubbelster.

Dwergplaneet
Zoals Pluto en Eris, is geen gewone planeet. Er zijn een aantal eisen waar een dwergplaneet aan moet voldoen: het object is geen maan van een andere planeet, het object is uniek in zijn omgeving en maakt dus niet deel uit van een zwerm en het object heeft genoeg massa om bolvormig te zijn. Pluto was tot 2006 een planeet, maar doordat dit object niet uniek is in zijn omgeving (Kuipergordel), werd hij gedegradeerd tot een dwergplaneet.

Dwergsterren
Kleine, zwakke sterren. De meeste sterren in het heelal zijn dwergsterren, maar veel ervan zijn te klein om ontdekt te worden.

Eclips
Het verschijnsel, dat een hemellichaam voor een ander langs gaat en deze afschermt.

Ecliptica
Het schijnbaar pad van de Zon tussen de sterren in de loop van een jaar. De grote cirkel maakt een hoek van 23°26' met de hemelequator. De gemeenschappelijke as tussen beide systemen is de lijn die het lentepunt en het herfstpunt verbindt. Daar het feitelijk de Aarde is die draait rond de Zon is het eclipticavlak het vlak van de aardbaan. Enkel wanneer de Maan zich in de stijgende en dalende knoop van haar baan bevindt, dus als de Maan het eclipticavlak snijdt, kan zich een eclips voordoen. Vandaar de naam ' ecliptica'.

Eclipticale
Betrekking hebbend op de ecliptica. In het eclipticale coördinatenstelsel worden posities aan de hemel aangegeven met de eclipticale lengte en breedte. De breedte wordt gemeten ten opzichte van de ecliptica, en de lengte ten opzichte van het lentepunt.

Ecliptische coördinaten
Wordt in de astronomie gebruikt om de posities van objecten in het zonnestelsel aan te geven. De coördinaten in dit stelsel heten (ecliptische) lengte en (ecliptische) breedte. De 'evenaar' van het coördinatenstelsel is de ecliptica (vandaar de naam), het nulpunt is het het lentepunt, dat langzaam verschuift door de precessie.

Elliptische stelsel
Is een melkwegstelsel dat van alle kanten gezien een elliptische vorm heeft (een soort van afgeplatte cirkel), zonder armen of balk.

Eerste Kwartier
(E.K.) is de maanfase, waarbij de rechterhelft van de Maan verlicht is (in Nederland en België tenminste, op het zuidelijk halfrond is het de linkerhelft). Een ezelsbruggetje om het verschil tussen Eerste Kwartier en Laatste Kwartier te onthouden is dat van de halve Maan bij E.K. de letter p van premier (frans voor eerste) gemaakt kan worden, door een steeltje aan de Maan te denken.

Eigenbeweging
De beweging van een ster ten opzichte van de Zon veroorzaakt, dat haar positie elk jaar een klein beetje verandert. Het verschil in positie elk jaar, wordt eigenbeweging genoemd.

Elektromagnetische straling
Is een golfverschijnsel dat met elektriciteit en magnetisme samenhangt en dat allerlei bekende en minder bekende soorten straling omvat, die alleen verschillen in de golflengte. Van korte naar lange golflengte onderscheidt men: gammastraling, röntgenstraling, ultraviolet licht, zichtbaar licht, infrarood licht, microgolven en radiogolven. Behalve met haar golflengte kan de straling ook met haar frequentie beschreven worden. Een hogere frequentie komt overeen met een kortere golflengte. Straling van kortere golflengte (of hogere frequentie) is energierijker en daarmee ook gevaarlijker.

Elektronvolt
Is de energie die door een elektron is verkregen bij het overbruggen van een potentiaalverschil van 1 volt. Indien men een elektron (dat negatief geladen is) plaatst tussen twee platen, wordt het aangetrokken door de plaat met de meest positieve spanning. De verkregen energie is dan 1 eV is dan gelijk aan de lading van het elektron maal 1 volt of 1,602.10-19 J.
Ook de massa van elementaire deeltjes wordt uitgedrukt in de energie-eenheid "elektronvolt". (Denk aan de vergelijking van Einstein E = mc2: energie en massa zijn equivalent.), Op basis van de vermelde formules kan men berekenen dat 1 eV equivalent is met een massa van 1,78.10-38 kg.

Ellips
Een langgerekte cirkel, met als belangrijkste kenmerk een lange en een korte as. Op de lange as liggen twee brandpunten. Het was Johannes Kepler die ontdekte dat de planeten op ellipsvormige banen rond de Zon bewegen.

Elongatie
De hoekafstand tussen twee hemellichamen. Meestal betreft het de hoekafstand van een planeet, een planetoïde of een komeet tot de Zon. De term wordt niet gebruikt bij de hoekafstand tussen sterren.
Voor een buitenplaneet kan de elongatie gaan van 0° (conjunctie) tot 180° (oppositie). Voor Venus kan het gaan van 0° (boven- of benedenconjunctie) tot 47°. Voor Mercurius bedraagt de elongatie maximaal 28°.

Embolistisch
Betekent "er tussen gevoegd". Een embolistische maand is een extra maand die alleen in sommige jaren aan een kalender wordt toegevoegd, meestal om een maankalender in de pas te laten lopen met het tropische jaar. Een embolistische dag heet ook wel schrikkeldag. Zie ook schrikkeldag en schrikkeljaar

Emissielijnen
Heldere lijnen die te zien zijn in het spectrum van een heet gas. Ze worden gevormd, als de individuele atomen bepaalde golflengten van het licht uitzenden.

Energietransport
Er zijn drie manieren waarop je energie kunt transporteren:
  1. door convectie, waarin temperatuurverschillen heet materiaal naar koude gebieden doet reizen en koud materiaal naar hete gebieden, en zo netto warmte (dus energie) van hete naar koude gebieden gaat
  2. door (warmte)geleiding (of conductie), waarin hitte door een materiaal heen beweegt zonder dat het materiaal zelf hoeft te bewegen
  3. door straling, waarin energie als elektromagnetische straling door de lege ruimte reist.


Epoche
Is het beginpunt (het begin van dag 1 van jaar 1) van een kalender. Dit hoeft niet gelijk te zijn aan de eerste dag waarop de kalender gebruikt is. De epoche van de Gregoriaanse kalender ligt bijvoorbeeld ruim 1500 jaar eerder dan de eerste dag waarop die kalender gebruikt werd. Uitleg over kalender. Epoche in de astronomie: Klik hier.

Equator
Of evenaar is de lijn op een bol die exact tussen de twee polen ligt en die het noordelijk halfrond van het zuidelijk halfrond scheidt. De equator op Aarde loopt door Zuid-Amerika (onder andere Equador), Afrika (net ten zuiden van Equatoriaal Guinea) en Indonesië en heeft per definitie de geografische breedtegraad 0°. De hemelequator of hemelevenaar loopt exact boven de evenaar op Aarde, scheidt dus de noordelijke van de zuidelijke hemel en heeft een declinatie van 0°. De hemelequator snijdt de ecliptica in het lentepunt.

Equatoriaal
Betekent dat het iets te maken heeft met de equator of evenaar. In het equatoriale coördinatenstelsel worden posities aan de hemel aangegeven met de rechte klimming ten opzichte van het lentepunt en de declinatie ten opzichte van de hemelevenaar. De hemelevenaar ligt in het verlengde van de aardse evenaar, halverwege tussen de hemelpolen, die weer in het verlengde van de aardse rotatieas liggen.

Equatoriale coördinaten
Wordt in de astronomie gebruikt om de posities van vaste objecten, zoals sterren, aan te geven. De coördinaten in dit stelsel heten rechte klimming (lengtegraad) en declinatie (breedtegraad). Het nulpunt van het coördinatenstelsel is het lentepunt en de equator is gelijk aan die van de Aarde, vandaar de naam. Door de precessie veranderen de rechte klimming en declinatie van de hemelobjecten langzaam. Voor objecten in het zonnestelsel worden meestal ecliptische coördinaten gebruikt.

Equatoriale opstelling
Een manier om een astronomische telescoop op te stellen, zo dat deze slechts om een as hoeft te draaien om precies de beweging van de sterren (veroorzaakt door het draaien van de Aarde) te volgen.

Equinox
Of nachtevening is het moment waarop de Zon recht boven de equator of evenaar staat, waardoor de dag en de nacht precies even lang duren. Het begin van de lente is gedefinieerd als de lente-equinox, rond 21 maart, het begin van de herfst als de herfstequinox, rond 23 september. Aan het begin van de lente staat de Zon in het lentepunt. De equinoxen bepalen mede de seizoenen. lentepunt en herfstpunt Klik hier.

Extragalactische nevel
Melkwegstelsels buiten ons eigen Melkwegstelsel (de Melkweg).

Excentriciteit
Van een ellips, zoals bijvoorbeeld een planeetbaan, is de grootheid die aangeeft in hoeverre de ellips afwijkt van een cirkel. Een cirkel heeft een excentriciteit gelijk aan nul. Hoe langgerekter (meer afgeplat) een ellips is, des te dichter ligt de excentriciteit bij één. Om aan te geven of een planeet bolvorming is of niet, spreken we van de afplatting van die planeet. Een parabool heeft een excentriciteit gelijk aan één, bij een hyperbool is dit groter dan één. Parabolische en hyperbolische banen zijn geen gesloten krommen, zodat de baanbeweging niet periodiek is (bijvoorbeeld bij een niet-periodieke komeet), in tegenstelling tot een ellips- of cirkelbaan.

Exponentiële notatie
"1,23e4" betekent "1,23 maal 10 tot de vierde macht" of 12.300; "5.67e-8" betekent "5.67 gedeeld door 10 tot de achtste macht " of 0,0000000567.

Exoplaneet
Is een planeet die niet om onze Zon draait, maar om een andere ster. In 1995 werd de eerste exoplaneet ontdekt en momenteel stijgt het aantal wekelijks (2006: +/- 200 exoplaneten).

Explosieve eruptie
Een hevige vulkaanuitbarsting waarbij brokstukken honderden kilometers de hoogte kunnen in geslingerd worden.

Fase
De verschillende verschijningen van de Maan, Mercurius en Venus, als een verschillend deel van hun verlicht halfrond gezien wordt vanaf de Aarde.

Filament
In het algemeen is een filament iets dat lijkt op een dunne draad. In de sterrenkunde wordt filament gebruikt als naam voor onder andere een draderige struktuur gevormd door de verdeling van melkwegstelsels in het Heelal.
een draderige gaswolk boven het oppervlak van de Zon die donker afsteekt als hij gezien wordt tegen de heldere zonneschijf, speciaal in het licht van de Hα spectraallijn. Als zo'n wolk voorbij de rand van de Zon steekt dan ziet hij er helder uit en wordt een protuberans genoemd. een donkere of lichte draderige struktuur in de penumbra van een zonnevlek.

Filter
Is een ding dat bepaalde kleuren(reeksen) (of golflengtebereiken) uit het elektromagnetische spectrum wel doorlaat en andere niet. Een breedbandfilter laat aardig wat golflengten door, en een smalbandfilter laat maar een heel klein golflengtebereik door. Met een smalbandfilter kunnen spectraallijnen doorgemeten worden.

Fermionen
Elementaire deeltjes kunnen opgedeeld worden in twee groepen: bosonen en fermionen. Ze verschillen in de waarde van hun spin. Fermionen (genoemd naar de Italiaanse natuurkundige Enrico Fermi) hebben een spin met een halftallige waarde (1/2 en oneven veelvouden). Men kan de deeltjes als 'materie' bestempelen. Het betreft quarks, leptonen en baryonen. Voorbeeld: elektronen, protonen en neutronen hebben als spin 1/2. Volgens het Pauli-uitsluitingsprincipe kunnen twee fermionen nooit in dezelfde quantumtoestand (zelfde positie, snelheid en spin) verkeren. Dit verklaart het bestaan van bruine dwergen en witte dwergen (elektronendruk) en neutronensterren (neutronendruk). In de kwantummechanica wordt het individueel gedrag van de fermionen beschreven door middel van een Y-anti-symmetrische golffunctie (de deeltjes zijn identiek, niet onderscheidbaar en voldoen aan het uitsluitingsprincipe). De Fermi-Dirac verdeling is geldig voor fermionen.

de hadronen: zijn samengesteld uit twee of drie quarks.
baryonen (onder meer protonen, neutronen) hebben drie quarks (= fermionen);
mesonen (onder meer pionen, kaonen) bestaan uit een quark en een antiquark (= bosonen).
de leptonen: elektron, muon, tauon en de drie overeenkomstige neutrino's.

Fotografische magnitude
De magnitude van een ster, gemeten op een fotografische plaat. Deze is gevoeliger voor blauw en ultraviolet licht dan het oog. Bij sterren met bepaalde kleuren verschilt de fotografische magnitude van de visuele magnitude.

Foton
Is een quantum van elektromagnetische straling. Elektromagnetische straling, zoals licht, gedraagt zich alsof het bestaat uit een stroom losse fotonen. Alle fotonen van een bepaalde kleur (golflengte, frequentie) hebben dezelfde hoeveelheid energie, die evenredig is aan de frequentie van de straling.

Fotosfeer
Is de diepste laag van de Zon die we direct kunnen waarnemen. Deze laag reikt van het oppervlak dat in het midden van de zonneschijf zichtbaar is tot ongeveer 500 km daarboven. De temperatuur in de fotosfeer reikt van ongeveer 6500 K aan de onderkant tot 4000 K aan de bovenkant, en de dichtheid in de fotosfeer reikt van 4000 tot 200.000 keer kleiner dan de dichtheid van lucht op zeeniveau op Aarde. Bijna de hele fotosfeer is bedekt met granulatie.

Fraunhoferlijnen
Absorptielijnen in het spectrum van de Zon.

Fundamentele kracht
Is één van de vier krachten waarvan alle andere krachten (buiten elementaire deeltjes) vormen zijn. De fundamentele krachten zijn (in volgorde van afnemende sterkte):
  1. de sterke kernkracht, die protonen en neutronen bij elkaar houdt in een atoomkern en een rol speelt in bijna alle kernreacties
  2. de zwakke kernkracht, die een rol speelt in spontane radioaktiviteit
  3. de elektromagnetische kracht, die elektronen en atoomkernen bij elkaar houdt in atomen, en een rol speelt in alle chemische reacties en in elektrische en magnetische krachten
  4. de zwaartekracht, die massa bij elkaar probeert te houden.


Galactisch
Betekent één van de volgende dingen:
  1. dat het betrekking heeft op een melkwegstelsel
  2. dat het betrekking heeft op de Melkweg, het melkwegstelsel waarin wij zijn
  3. dat het betrekking heeft op de plaats van de Melkweg aan de hemel, zoals gezien vanaf de Aarde.


Galactische kosmische straling
De kernen die deel uitmaken van de kosmische straling dragen energieën van 300 tot 500 MeV per kern. Ze bewegen zo vlug doorheen het menselijk lichaam dat er onvoldoende tijd is om hun energie af te staan aan de omliggende weefsels. Hoe groter de kern, hoe meer energie kan worden afgezet op weefsel.
Hoogenergetische protonen afkomstig van de Zon, vooral tijdens hevige flares. Deze protonen hebben weinig energie (in de orde van 70 MeV), maar verliezen in grote mate hun energie aan het organisch weefsel en zijn daarom gevaarlijker dan kosmische straling. Ze ioniseren moleculen langs hun weg. De ionisatie verwekt vrije radicalen die zeer schadelijk kunnen zijn. Als de cel dat overleeft, kan ze kankerverwekkend worden. Het is vooral de intense protonstraling tijdens hevige zonneflares die op de Aarde gericht zijn, die schade kan berokkenen aan satellieten, elektrische centrales en aan de mens in de ruimte.
Een derde soort straling is deze van de Van Allen-gordels. De geladen deeltjes zijn geconcentreerd in twee gordels waarvan de openingen op een lijn liggen met de magnetische polen. De binnenste gordel strekt zich uit van ongeveer 800 km tot ongeveer 4000 km boven het aardoppervlak. De buitenste gordel strekt zich uit tot ongeveer 60.000 km van de aarde. De oorsprong van de deeltjes is verschillend: versnelling van laagenergetische deeltjes door magnetische storm activiteit, het invangen van afvalproducten van energetische neutronen die zijn ontstaan in de hoogste lagen van de atmosfeer door botsingen met kosmische straling, en van zonnevlammen.
Onder invloed van het toenemend magnetisch veld (naar het noorden of het zuiden) komen de windingen van de spiraalbeweging van de ingevangen deeltjes langs de veldlijnen steeds dichter bij elkaar. Men spreekt van het 'spiegeleffect'. Op de duur wordt de snelheidscomponent nul waarna het deeltje een spiraalvormige beweging gaat maken naar de tegengestelde pool (noord-zuid oscillatie). De deeltjes reizen dus van pool tot pool.
Omdat het aardse magnetische dipool op enige afstand van het centrum van de Aarde gelegen is, bereiken de ioniserende stralingsgordels hun laagste hoogte in een gebied aan de oostelijke kust van Zuid-Amerika. Boven dit gebied is de dichtheid van de deeltjes abnormaal hoog. Dit gebied wordt de Zuid-Atlantische Anomalie genoemd (SAA).

Galactische nevels
Wolken van gas en stof in het spiraalvlak van de Melkweg.

Galileïsche Manen
De vier grootste manen van Jupiter: Io, Europa, Ganymedes en Callisto.

Gammaflits
Het zijn de zwaarste explosies in het heelal.

Gammastraling
Is een soort elektromagnetische straling die erg energierijk en daarom gevaarlijk is. Gammastraling wordt van nature vooral gemaakt door materie met temperaturen van miljoenen graden, zoals in sommige zonnevlammen voorkomt.

Gasnevel
Is een hemellichaam dat meestal zichtbaar is als een wazig vlekje aan de sterrenhemel. Vrijwel altijd is een grote verrekijker of kleine telescoop nodig om zo'n nevel te zien, met name in de Benelux, met al zijn lichtvervuiling. We onderscheiden nevels die zichtbaar zijn doordat ze licht uitstralen (emissienevel en reflectienevel), of doordat ze het licht van achterliggende sterren of nevels blokkeren (absorptienevel). Een emissienevel wordt door een of meerdere sterren in de buurt verhit, waardoor de nevel licht gaat uitstralen, een reflectienevel reflecteert voornamelijk sterlicht, en een absorptienevel steekt donker af tegen een helderder achtergrond. De bekendste nevel is de Orionnevel, een grote emissienevel in het sterrenbeeld Orion, die al met het blote oog als zwak 'sterretje' zichtbaar is.

Gasplaneet
Is een planeet die voor het grootste gedeelte, of helemaal, uit gas bestaat. De gasplaneten in ons zonnestelsel zijn Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. De gasplaneten worden vanwege hun omvang en massa ook wel de reuzenplaneten genoemd. Ze zijn verschillende malen zwaarder en groter dan de aardse planeten en bevinden zich verder van de Zon.

Gegenschein
Een ronde brede vlek aan de hemel op 180 graden van de zon, ook tegenlicht genoemd.

Geocentrisch
Betekent: met de Aarde als middelpunt.
Geocentrische coördinatenstelsels hebben het midden van de Aarde als oorsprong, en zijn bijna altijd rechthoekige coördinatenstelsels, maar kunnen onderling nog wel verschillen in de richtingen van de coördinaatassen. Veelgebruikte geocentrische coördinatenstelsels zijn het equatoriale geocentrische coördinatenstelsel en het eclipticale geocentrische coördinatenstelsel.

Geocentrische Wereldbeeld
Dit is het wereldbeeld waarin de Aarde stil staat in het centrum van het Heelal en alle andere hemellichamen om de Aarde heen draaien. Dit wereldbeeld werd populair gemaakt door de Griekse wijsgeer Aristoteles rond 350 voor Christus en bleef het dominante wereldbeeld in het Westen tot het in de 16e eeuw werd verdrongen door het Heliocentrische Wereldbeeld.

Geomagnetisch
Betekent dat het iets met het magneetveld van de Aarde heeft te maken.

Geosynchrone omloop
Een directe, circulair, lage inclinatie baan. De snelheid van de satellieten die in deze baan bewegen is gelijk aan de rotatiesnelheid van het moederlichaam. Bekeken vanuit het perspectief van het moederlichaam blijft de satelliet steeds op dezelfde plaats hangen.

Getijdekracht
Zijn krachten die komen van een verandering in de zwaartekracht van plaats tot plaats. Op Aarde zorgen getijdekrachten van de Maan voor de getijden, en ook voor de langzame afremming van de draaiing van de Aarde (en het langer worden van de dag). Getijdekrachten zorgen er voor dat manen uiteindelijk steeds dezelfde kant naar hun planeet richten. Het vulkanisme op Io wordt vermoedelijk op gang gehouden door getijdekrachten van Jupiter op het binnenste van Io.

Getijden
Het hoog- en laagwaterniveau op Aarde wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de Maan en in mindere mate door de Zon. Getijden treden ook op in dubbelsterren, vanwege de aantrekkingskracht van elke ster op het oppervlak van de andere.

Gewicht
Men voelt gewicht als er een kracht op de buitenkant werkt. Als men rustig op de grond staat, dan duwt de grond tegen de voeten maar niet tegen het hoofd, en trekt de zwaartekracht alle delen van het lichaam even hard naar beneden, dus voelt het alsof het hoofd en de voeten naar elkaar toe gedrukt worden, en dat geeft het gevoel van gewicht. Als men zweeft (bijvoorbeeld als men net omhoog gesprongen heeft), dan duwt er even geen kracht meer tegen de voeten, dus dan worden de voeten en het hoofd niet naar elkaar toe gedrukt, en dan voelt men geen gewicht meer.
Als men vooruit kijkend in een versnellende auto zit, dan duwt de stoel harder tegen de rug en dat voelt men als extra gewicht. Op de Maan is de zwaartekracht minder sterk dan op Aarde, dus weegt men op de Maan minder dan op de Aarde. Hoewel gewicht een maat voor kracht is wordt het meestal beschreven in eenheden van massa, zoals de kilogram. Een kilogram gewicht moet dan opgevat worden als "de hoeveelheid zwaartekracht die op Aarde op een massa van een kilogram zou werken". Zelfs op Aarde hangt het gewicht af van waar men is. Op de evenaar weegt men ongeveer een half procent (een tweehonderdste deel) minder dan op de polen.

Gigajaar
Is een tijdseenheid van 1 miljard (1.000.000.000) jaar.

Gigaparsec
Is een afstandsmaat van 1 miljard (1.000.000.000) parsec.

Goldilocks zone
De leefbare zone rondom een ster. Als de baan van een planeet zich in de Goldilocks zone bevindt, dan is de kans groot dat er zich leven op die planeet kan vormen. De Aarde bevindt zich vanzelfsprekend in de leefbare zone rondom onze Zon.

Graad
Is in het algemeen een onderverdeling van een schaalverdeling waarmee iets gemeten wordt. In de sterrenkunde worden in het bijzonder de volgende twee soorten graden gebruikt:
  1. de graad van temperatuur. Er zijn verschillende temperatuurschalen met elk een eigen graad. Bijvoorbeeld, de graad Celsius (℃) en de graad Fahrenheit (℉)
  2. de graad van hoek. Een graad (van hoek) is het 360ste deel van alle richtingen in een vlak. Een graad wordt verdeeld in 60 boogminuten.


Granulatie
Bedekt bijna al het zichtbare oppervlak van de Zon. Het ziet er een beetje uit als rijstepap of griesmeel, met heldere "rijstekorrels" die granulen heten en die van elkaar gescheiden zijn door een netwerk van donkerdere "paadjes" die intergranulaire lanen heten.

Granule
Is een bel van heet zonnegas dat aan het oppervlak van de Zon is verschenen. Een typische granule heeft een ruwweg ronde vorm en is pakweg 1000 km in diameter. Het gas in een granule koelt af wanneer het aan het oppervlak is gekomen en stroomt dan via de intergranulaire lanen weer naar beneden. Het geheel van granulen en intergranulaire lanen heet granulatie en is een vorm van convectie.

Gregoriaans jaar
Is de gemiddelde lengte van een jaar in de Gregoriaanse kalender. De Gregoriaanse kalender maakt gebruik van schrikkeldagen om de lengte van het Gregoriaans jaar zo dicht mogelijk te laten uitkomen bij de lengte van het tropisch jaar. Iedere 400 jaar zijn er 97 schrikkeldagen en duurt een Gregoriaans jaar gemiddeld 365 + 97/400 = 365,242 5 dagen, slechts 26,8 seconden langer dan een tropisch jaar.

Gregoriaanse kalender
Is de kalender die in 'het westen', en dus ook de EU, wordt gebruikt en de Juliaanse kalender heeft vervangen. De Gregoriaanse kalender is gebaseerd op het tropisch jaar, dat circa 365,242 190 dagen duurt. Door het gebruik van schrikkeldagen duurt het Gregoriaans jaar slechts 26,8 seconden langer dan een tropisch jaar. Wanneer onze kalender gebaseerd zou zijn op het siderisch jaar, zou het begin van de lente iedere circa 72 jaar één dag vroeger plaatsvinden en zouden de seizoenen dus langzaam door het jaar verschuiven. Door de keuze om de kalender op het tropisch jaar af te stemmen verschuift in plaats daarvan het lentepunt langzaam ten opzichte van de sterren. Hierdoor schuiven alle sterrenbeelden van de dierenriem iedere 2000 jaar ongeveer één sterrenbeeld op veranderen en de coördinaten van de vaste sterren langzaam, wat een stuk minder dramatisch is dan verschuivende seizoenen.

Groene straal
Een flits die schijnbaar door de ondergaande Zon wordt uitgezonden. Deze wordt in werkelijkheid veroorzaakt door de breking van het licht in de atmosfeer.

Grootcirkel
Is een speciale cirkel op het oppervlak van een bol (bijvoorbeeld van een planeet of van de hemelbol). Men kan een grootcirkel aan elk van de volgende eigenschappen herkennen:
  1. Een grootcirkel verdeelt het oppervlak van een bol in twee gelijke delen.
  2. Een grootcirkel is de grootste cirkel die op de bol past.

Als men steeds rechtuit over een bol loopt dan loopt men over een grootcirkel.
Een grootcirkel heeft hetzelfde middelpunt als de bol waar hij op ligt.
De kortste weg tussen twee punten, gemeten over de bol, is deel van een grootcirkel.
Zo'n cirkel wordt ook wel een grote cirkel genoemd, maar dat heeft in het dagelijkse leven een veel ruimere betekenis (namelijk: cirkel van grote afmetingen) en dat kan verwarring geven, dus gebruikt men hier grootcirkel. Een paar voorbeelden van grootcirkels zijn: de ecliptica, de evenaar, elke meridiaan.

Grootste elongatie
Van een binnenplaneet is het punt waar de planeet het verst van de Zon staat, en dus de maximale elongatie heeft. Voor Mercurius is de grootste elongatie nooit meer dan 28°, voor Venus is dit maximaal 48°. Afhankelijk van de positie van de planeet ten opzichte van de Zon spreekt men van grootste westelijke elongatie of grootste oostelijke elongatie. In het eerste geval is de planeet voor zonsopkomst te zien aan de ochtendhemel, in het tweede geval na zonsondergang aan de avondhemel.

Grootteorde
Of orde van grootte, is ongeveer een factor van 10. Dit woord wordt veel gebruikt door sterrenkundigen en natuurkundigen, die hele kleine en hele grote dingen bestuderen en daarvoor over getallen praten met heel veel nullen voor of achter de komma, die ook nog eens niet erg precies hoeven te zijn. Als een astronoom zegt dat een ding drie grootteorden groter is dan een ander ding, dan bedoelt de astronoom dat het ene ding ongeveer 1000 keer zo groot is als het andere ding. Het zou ook wel 3000 keer kunnen zijn, of misschien maar 500 keer, maar niet zo klein als 100 keer, of zo groot als 10.000 keer.

Halflange baanas
Van een ellips (vb. de baan van een planeet) is de helft van de lengte van de hoofdas van de ellips. De hoofdas is de lijn die door het middelpunt en de brandpunten van de ellips gaat. De halflange baanas van de omloopbaan van de planeet is eveneens de gemiddelde afstand tot het perihelium en het aphelium

Halfschaduw
Wordt in de sterrenkunde vaak bijschaduw of penumbra genoemd.

Halo
Een schijnsel rondom een helder lichtbron, bijvoorbeeld de schittering van de zon in de zomer. Toch is dit niet altijd een illusie. Sterrenstelsels kennen ook zwakke halo's, maar deze bestaan gewoon uit sterren. De dichtheid in sterrenstelselhalo's is wel minder dan in de sterrenstelsels zelf. Klik hier voor uitleg over halo in de astronomie

Halve grote as
Is het gemiddelde van de afstanden van het brandpunt tot de ellips langs weerszijden van de grote as.

Halve maan of halvemaan
Is een maanstand. Het is halve maan als de helft van de maanschijf verlicht is. Dit gebeurt bij het eerste kwartier en het laatste kwartier van de Maan.

Heelal
Is alle ruimte bij elkaar, en alles wat daarin is. Vanwege de eindige leeftijd van het Heelal en de eindige snelheid waarmee licht en andere informatiedragers bewegen kan men van slechts een eindig deel van het Heelal in principe kennis hebben. Dat deel wordt ook vaak Heelal genoemd (of het Zichtbare Heelal). Een andere naam voor het Heelal is het Universum.

Helderheidscontrast
Een contrast is een verschil. Een helderheidscontrast is een verschil tussen hoe helder twee dingen lijken. Er is bijvoorbeeld een groot helderheidscontrast tussen de Zon en de lucht.

Heliocentrisch
Met de Zon als middelpunt. Heliocentrische coördinatenstelsels hebben het midden van de Zon als oorsprong, en zijn bijna altijd rechthoekige coördinatenstelsels, maar kunnen onderling nog wel verschillen in de richtingen van de coördinaatassen. Veelgebruikte heliocentrische coördinatenstelsels zijn het
equatoriale heliocentrische coördinatenstelsel en het eclipticale heliocentrische coördinatenstelsel.

Heliosfeer
Het gebied in de ruimte waar het magnetisch veld van de Zon overheerst. Hoewel de zonnewind zich bijna radiaal verwijdert van de Zon, geeft de zonnerotatie aan het magnetisch veld een spiraalvorm (het tuinslang effect). Ter hoogte van de baan van de Aarde is de hoek tussen de veldlijnen en de radiaal ongeveer 45 graden. Dit betekent dat de geladen deeltjes, gevormd door zonnevlammen op de oostelijke zijde van de Zon, de Aarde niet zullen treffen. Des te meer zijn zonnevlammen aan de westelijke zijde van de Zon potentieel gevaarlijke fenomenen.

Hemelbol
Een denkbeeldige bol die gebruikt wordt om punten aan de hemel vast te leggen. De waarnemer zelf bevindt zich in het midden van de bol.

Hemelequator
Ook hemelevenaar genoemd. Ligt in het verlengde van het evenaarsvlak op Aarde. Het equatorvlak is het referentievlak van de uurcoördinaten en de equatoriale coördinaten. "De hemelequator gaat precies door het oostpunt en door het westpunt van de horizon, en bereikt (in het noordelijk halfrond) zijn grootste hoogte in het zuiden, op een hoogte die gelijk is aan 90 graden verminderd met de geografische breedte van de waarnemer."

Hemellichaam
Bedoelen we heel algemeen een object dat zich aan de (sterren)hemel bevindt. Vaak gaat het dan om de Zon, de Maan, planeten of sterren. Dit zijn de best zichtbare hemellichamen. men kan ook denken aan manen van andere planeten, planetoïden, kometen, sterrenstelsels, gasnevels.

Hoek
In de geometrie is een hoek een verschil tussen twee richtingen. Hoeken worden meestal in graden gemeten. Als men éénmaal rond zijn eigen as draait dan heeft men een hoek van 360 graden afgelegd. De hoek tussen de horizon en het zenit is ongeveer 90 graden. Een rechte hoek is 90 graden, en de hoek tussen de zijden van een gelijkzijdige driehoek is 60 graden. Als men zijn arm strekt, dan bedekt een vinger ongeveer één graad aan de hemel, en een gesloten vuist ongeveer tien graden.
Een graad (symbool: °) wordt verder onderverdeeld in 60 boogminuten (symbool: '), en een boogminuut weer in 60 boogseconden (symbool: "). Zo is een graad gelijk aan 3600 boogseconden. De notatie 23°40'32" betekent 23 graden, 40 boogminuten, en 32 boogseconden. Hemellichamen zijn vaak zo klein aan de hemel (omdat ze zo ver weg zijn) dat hun schijnbare grootte in boogminuten of boogseconden gemeten worden. Zo hebben de Zon en de Maan schijnbare grootten van ongeveer 30', Jupiter van ongeveer 40", en Pluto van ongeveer 0,1".

Hoofdreeks
Is een smalle strook in het Hertzsprung-Russelldiagram waar de meeste sterren het grootste deel van hun leven doorbrengen. Als een ster op de hoofdreeks is dan wordt het een hoofdreeksster genoemd. Een hoofdreeksster haalt zijn energie uit het omzetten van waterstof in helium, middels kernfusie.

Hoogte
Voluit hoogte boven de horizon, van een hemellichaam geeft aan hoe hoog het object aan de hemel staat. De hoogte van een object hangt dus af van de plaats op Aarde, iedere plaats op Aarde heeft immers een (net) iets andere sterrenhemel. Zo kan het zijn dat in Europa de Zon hoog boven de horizon staat (op grote hoogte), terwijl deze in bijvoorbeeld India al ondergaat en dus laag boven de horizon staat (op geringe hoogte). De hoogte van het object wordt normaalgesproken uitgedrukt in graden (°). Een positive hoogte betekent dat het object zich boven de horizon bevindt, een negatieve hoogte betekent dat het object zich onder de horizon bevindt. Een object dat opkomt of ondergaat heeft dus hoogte van 0°. Het punt recht boven het hoofd (het zenit) heeft h=90°, het punt recht onder de voeten (het nadir) heeft h=-90°. De grootste hoogte van de Zon boven de horizon in Ukkel is in de zomer ruim 62°, midwinter nog geen 16°. De poolster staat er op een hoogte van circa 38°. Om de exacte positie van een object aan te geven is een tweede coördinaat nodig, die aangeeft waar het object boven (of onder) de horizon staat: het azimut.

Horizon
Is in het algemeen een scheidslijn tussen een gebied dat men kan zien en een gebied dat men niet kan zien. In de sterrenkunde kom je tenminste vier verschillende betekenissen van horizon tegen, waarvan er drie veel met elkaar te maken hebben. De horizon is:
  1. De lijn aan de hemelbol die precies halverwege (op 90 graden van) het zenit en het nadir ligt, op een hoogte van 0 graden.
  2. De denkbeeldige scheiding tussen het land (of de zee) en de lucht als de Aarde perfect rond (glad) was.
  3. De scheiding (aan de hemelbol) tussen de lucht en dingen op het land (of de zee). Als er bergen of gebouwen in de buurt staan, dan is deze horizon geen rechte lijn.
  4. De horizon van een zwart gat is de rand van het gebied rond een zwart gat van waaruit je nooit meer kunt ontsnappen.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN.
ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD.

Combineer een element links met een element rechts. Je kan selecteren uit het uitrolmenu.
ALLES VERWERKT? KLIK DAN PAS OP DE TOETS CONTROLEER.

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN, ALS HET WOORD BESTAAT, IN HET GEOPENDE VENSTER TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"
*
De zeer geringe beweging in de schijnbare positie van een ster,
veroorzaakt door het draaien van de Aarde.
*
De relatieve hoeveelheid van een bepaald element in een geheel.
*
Het tegenhouden en doen verminderen van licht door
materiedeeltjes, dat het onderweg tegenkomt.
*
Een spectraallijn waarin een voorwerp minder helder
schijnt dan bij andere nabije kleuren.
*
Een gebied op de Zon met veel magneetveld in de vorm
van zonnevlekken, poriën, en plage.
*
De Maan tijdens de periode waarin steeds minder
van de maanschijf verlicht wordt.
*
De derde planeet vanaf onze Zon.
*
De draaiing van de Aarde om haar as.
*
Een planeet die uit vaste rots bestaat en qua samenstelling,
afmetingen en massa op de Aarde lijkt.
*
De grootheid die aangeeft in hoeverre de vorm van
de planeet afwijkt van een bol.
*
De hoeveelheid licht dat een object reflecteert (weerkaatsingsvermogen).
*
De hoek (gezien vanaf de Zon) tussen de richting naar
de Aarde en de richting naar het perihelium van de aardbaan.
*
De tijdspanne tussen tweemaal dezelfde apside van de Maan
*
Tegengesteld aan gewone materie.
*
De plaats die zich aan de oppositiezijde van de planeet bevindt.
*
Het punt in een ellipsvormige baan dat het verste van
de Zon (of een andere ster) is.
*
Het punt in een baan rond een hemellichaam dat
het verst van dat hemellichaam ligt.
*
Het punt in een ellipsvormige baan rond de Aarde dat
het verst verwijderd is van de Aarde.
*
Een van de twee extreme punten van de elliptische
baan van een hemellichaam.
*
Materieklompen met afmetingen tussen de 1 en 700 km doorsnede,
waarvan de baan om de Zon vooral ligt tussen Mars en Jupiter.
*
Een andere naam voor 'sterrenkunde'.
*
De gemiddelde afstand tussen de Aarde en de Zon.
*
Dat deel van een etmaal, waarin de Zon minder dan 18° onder
de horizon staat.
*
Het omhulsel van gassen dat een hemellichaam omgeeft
en daar wordt vastgehouden door de zwaartekracht.
*
De onderste laag van de atmosfeer die reikt tot ongeveer 12 km hoogte.
*
De laag boven de troposfeer die reikt tot een hoogte
van ongeveer 50 km.
*
Lichtverschijnselen, veroorzaakt door de energetische
straling van de zon.
*
Geeft aan in welke (wind)richting het object aan de hemel staat.
*
Een scheidslijn tussen een gebied dat men kan zien en
een gebied dat men niet kan zien.
*
Geeft aan hoe hoog het object aan de hemel staat.
*
Ook hemelevenaar genoemd. Ligt in het verlengde van
het evenaarsvlak op Aarde.
*
Het gebied in de ruimte waar het magnetisch veld
van de Zon overheerst.
*
Met de Zon als middelpunt.
*
Een verschil tussen hoe helder twee dingen lijken.
*
De helft van de maanschijf verlicht.
*
Een schijnsel rondom een helder lichtbron.
*
Wordt in de sterrenkunde vaak bijschaduw
of penumbra genoemd.
*
Van een binnenplaneet is het punt waar de planeet
het verst van de Zon staat.
*
Een flits die schijnbaar door de ondergaande
Zon wordt uitgezonden.
*
Een bel van heet zonnegas dat aan het oppervlak
van de Zon is verschenen.
*
De leefbare zone rondom een ster.
*
Een afstandsmaat van 1 miljard (1.000.000.000) parsec.
*
Verhitting van het binnenste van een satelliet veroorzaakt
door de zwaartekracht van de moederplaneet.
*
Een directe, circulair, lage inclinatie baan.
*
Het wereldbeeld waarin de Aarde stil staat in het centrum
van het Heelal en alle andere hemellichamen om de Aarde heen draaien.
*
Een ronde brede vlek aan de hemel op 180 graden van de Zon,
ook tegenlicht genoemd.
*
Een planeet die voor het grootste gedeelte, of helemaal,
uit gas bestaat.
*
Een hemellichaam dat meestal zichtbaar is als
een wazig vlekje aan de sterrenhemel.
*
Een soort elektromagnetische straling die erg energierijk
en daarom gevaarlijk is.
*
De zwaarste explosies in het heelal.
*
Wolken van gas en stof in het spiraalvlak van de Melkweg.
*
Er zijn vijf getallen nodig om de grootte, vorm, en richting van
een baan te beschrijven, en met nog een zesde erbij kan men
ook de plaats van het voorwerp in de baan vastleggen. Het zijn de
*
0.987 atmosfeer = 1.02 kg/cm2 = 100 kilopascal.
*
Het zwaartepunt voor een object.
*
Vindt plaats wanneer een groter voorgrondobject voor een
kleiner achtergrondobject langs beweegt, en het achtergrondobject
volledig bedekt.
*
Wanneer de planeet tussen de Aarde en de Zon
door beweegt spreekt men van
*
Halfschaduw van een donker voorwerp dat wordt verlicht
door een lichtbron.
*
Een planeet die dichterbij de Zon staat dan de Aarde.
*
De naam voor de tweede Volle Maan in een bepaalde maand.
*
Extreem lichtgevende, sterk wisselende stralingsbronnen.
*
Zijn enorme verzamelingen van sterren in een bolvorm.
*
Een vuurbol.
*
Het zestigste deel van een graad.
*
Het zestigste deel van een boogminuut.
*
Wanneer de planeet vanaf de Aarde gezien achter de Zon
langs beweegt spreekt men van
*
Twee coördinaten die gebruikt worden om in het eclipticasysteem
om posities aan de hemel vast te leggen.
*
Is groter dan een planeet, maar kleiner dan een ster.
*
Een planeet die om de Zon draait in een baan die buiten
de baan van de Aarde ligt.
*
Als het middelpunt van de Zon minder dan 6° onder de horizon staat.
*
Grens die bepaald of een ster aan het eind van zijn leven
eindigt als een witte dwerg of een neutronenster.
*
Een laag in de zonneatmosfeer tussen pakweg 400 en 2100 km
boven het zonsoppervlak.
*
Een wolk van stof en gas rond de kern van een actieve komeet.
*
Een schijnbare samenstand tussen twee hemellichamen.
*
De naam voor het geheel van alle kleuren waarop een voorwerp
zoals de Zon licht uitstraalt.
*
Energietransport door beweging van gassen en vloeistoffen
van gebieden met hoge energie naar gebieden met lage energie.
*
Laag van de Zon reikt van net onder het zichtbare oppervlak (de fotosfeer)
tot pakweg 183.000 km onder het oppervlak, waar de zonnekern begint.
*
Buitenste gasomhulsel van de Zon.
*
Donkere gebieden van de Zon met open magnetische veldlijnen.
*
Zijn reusachtige bellen van elektrisch geladen gas (plasma) die
vanuit de zonnecorona in een tijdspanne van verscheidene uren
worden uitgestoten.
*
Wordt in de sterrenkunde gebruikt om het bereiken van het hoogste
punt boven de horizon door een hemellichaam aan te geven.
*
De nachtevening of equinox waarbij de Zon van het
noorden naar het zuiden van de hemelevenaar gaat.
*
Een van de twee equatoriale coördinaten (samen met de rechte klimming).
*
Een zwak hemellichaam op grote afstand.
*
De verzameling van sterrenbeelden op de ecliptica,
die hoofdzakelijk dieren voorstellen.
*
Rotatie waarbij niet elk deel van het voorwerp dezelfde rotatieperiode heeft.
*
Rotatie of omloop van een lichaam in tegenwijzer zin bekeken
vanaf de noordpool van het moederlichaam.
*
Het zichtbare oppervlak van de Zon (of een ander hemellichaam)
aan het hemelgewelf.
*
De materie die koud is en zo genoemd omwille van de lage snelheden
van de deeltjes bij de vorming van melkwegen en clusters van melkwegen
*
Wolken van stof en gas die de ruimte er achter verduisteren.
*
Het verschijnsel dat de frequentie van een ontvangen golf afhangt
van de snelheid van de zender (positief of negatief) in de richting
van de waarnemer.
*
Een paar sterren die om elkaar heendraaien.
*
Het object is geen maan van een andere planeet, het object
is uniek in zijn omgeving en maakt dus niet deel uit van een
zwerm en het object heeft genoeg massa om bolvormig te zijn.
*
Kleine, zwakke sterren.
*
De lijn waarin het vlak van de aardbaan de hemelbol snijdt.
*
Het verschijnsel, dat een hemellichaam voor een ander langs
gaat en deze afschermt.
*
De maanfase, waarbij de rechterhelft van de Maan verlicht is
(in Nederland en België tenminste, op het zuidelijk halfrond is
het de linkerhelft).
*
Een golfverschijnsel dat met elektriciteit en magnetisme samenhangt
en dat allerlei bekende en minder bekende soorten straling omvat.
*
De energie die door een elektron is verkregen bij het overbruggen
van een potentiaalverschil van 1 volt.
*
Een langgerekte cirkel, met als belangrijkste kenmerk een lange en een korte as.
*
De hoekafstand tussen twee hemellichamen.
*
Heldere lijnen die te zien zijn in het spectrum van een heet gas.
*
Het beginpunt (het begin van dag 1 van jaar 1) van een kalender.
*De lijn op een bol die exact tussen de twee polen ligt
en die het noordelijk halfrond van het zuidelijk halfrond scheidt.
*
Het moment waarop de Zon recht boven de equator of evenaar staat,
waardoor de dag en de nacht precies even lang duren.
*
De grootheid die aangeeft in hoeverre de ellips afwijkt van een cirkel.
*
Een planeet die niet om onze Zon draait, maar om een andere ster.
*
De verschillende verschijningen van de Maan.
*
Absorptielijnen in het spectrum van de Zon.
*
De kracht die protonen en neutronen bij elkaar houdt in een
atoomkern en een rol speelt in bijna alle kernreacties.