Begrippenlijst Geologie 6a

Kruiswoordraadsel in verband met begrippen geologie.

VULKANENSOORTEN VULKANENSOORTEN DUINEN
AlpenBiestarwegrasBrakwaterCalderaDelta
DrijfhoutEngEolischEpicentrumEra
ErosieEruptieEstuariumFelsischGletsjer
GloedwolkGolfHelmgrasHypocentrumKeileem
KamduinKustafslagLavaMafischMagma
MicroklimaatNoordzeePotstalPuinSaalien
SilicaSlibStuwwalTefraViscositeit
VoorlandWadWierZeegangZeegras
Zwerfsteen

Klik op een nummer in het raster om de aanwijzing of aanwijzingen voor dat nummer te zien. Als je vastzit, kun je op "Hint" klikken om een letter te krijgen. Men verliest dan wel punten. Vul het kruiswoordraadsel volledig in en klik vervolgens op de toets "CONTROLEER", om je antwoorden te controleren.

Men kan naargelang de gebruikte browser, de oefening opnieuw maken, door met de rechtermuistoets te klikken op het scherm. Er opent zich een nieuw venster. Als er in dat venster het woord "vernieuwen" staat kan men daar op klikken.
       1                       
2                   3             
                4              
  5    6                     7       
                 8             
    9     10                       
                      11        
              12                
       13             14            
                            
                            
  15              16          17        
            18            19        
    20              21    22            
                            
           23            24         
 25                             
26              27     28              29   
              30                
31             32                   
    33        34                    
35            36        37              
                38              
      39                        
  40    41              42              
                            
43          44     45                   
                            
          46                    
                            

Horizontaal

2. Een hoge kegelvormige vulkaan die is opgebouwd uit lagen van gestolde lava en tefra.
4. Een landvorm gevormd door een gletsjer of ijskap, waarbij het duidelijk herkenbare ruggen in het landschap betreft.
6. Sintelkegels, scoria-kegels, slakkenkegel, of pyroclastische kegels is één van de meest eenvoudige vulkaan-typen. Geef een andere naam.
8. Een rug in het landschap, die bestaat uit door een ijstong opgestuwd materiaal.
10. Stroperigheid is een fysische materiaaleigenschap, die de traagvloeibaarheid of stroperigheid van een vloeistof of van een gas weergeeft. Andere naam voor stroperigheid.
11. Een stelsel van aftakkingen van een rivier, voordat deze in zee of in een groot meer uitmondt.
13. Duinafslag is het verschijnsel dat na een harde storm en hoge zee een flink deel van de duinen kan afslaan. Andere naam voor duinafslag.
15. Het punt op het aardoppervlak (epi is Grieks voor "op") loodrecht boven het hypocentrum (ondergronds) van een aardbeving.
16. Hout dat is aangespoeld op het strand of een rivieroever door toedoen van wind, golven en het tij. Het is een vorm van zeeafval.
19. Een hoog gelegen akker, te vinden op de zandgronden van Noord-, Oost-, Midden- en Zuid-Nederland en Vlaanderen.
20. Verwijst in de geologie naar mineralen en gesteenten die relatief veel magnesium (Mg) en ijzer (Fe van ferrum, Latijn voor ijzer) bevatten, en relatief weinig silica (SiO2).
21. Het vloeibare gesteente dat zich onder het aardoppervlak of het oppervlak van een andere aardse planeet bevindt.
23. Zoutachtig water dat minder zout is dan zeewater. Het komt van nature voor op de overgang van zoet- naar zeewater, vaak bij riviermondingen.
24. Gesteente in vloeibare vorm. Nadat magma het aardoppervlak of de zeebodem bereikt.
26. Een modder- of zandplaat die in een ondiepe zee is ontstaan, met een hoogte die zich tussen het normale laagwater- en hoogwaterniveau bevindt.
28. Slaat in de geologie op gesteenten of mineralen die relatief veel silica (SiO2) en relatief weinig magnesium of ijzer bevatten.
31. Afzetting op de bodem van in (stromend) water aanwezige vaste deeltjes.
32. Een randzee van de Atlantische Oceaan in het noordwesten van Europa, met een gemiddelde diepte van 94 meter.
35. Een door de wind gegenereerd golfpatroon aan het wateroppervlak op zee of op de oceaan.
36. Een geomorfologisch proces waarbij een landvorm wordt gevormd door de werking van de wind. Dit komt alleen voor op planeten (of manen) met een atmosfeer.
38. Hoofdtijdperk is een onderdeel van de geologische tijdschaal.
41. Ander woord voor vulkaanuitbarsting is de bekendste vorm van vulkanisme.
42. Als de omstandigheden op een kleine schaal anders zijn dan je op basis van het klimaat zou verwachten. Dit wordt veroorzaakt door de geografie, begroeiing, overheersende windrichting en soms ook menselijk ingrijpen, zoals stedelijke bebouwing. Dit beïnvloedt de temperatuur, aantal zonuren en neerslaghoeveelheid.
43. Een opening in het oppervlak van een planeet waar gesmolten gesteente (magma), gas en brokstukken van vast gesteente (tefra) door naar buiten komen.
44. Een type duin dat ontstaat doordat zand over een breed front aan komt waaien vanuit uitgestoven laagvlaktes.
46. Een plant uit de Grassenfamilie (Gramineae oftewel Poaceae). Is nauw verwant aan kweek (Elytrigia repens) en strandkweek (Elytrigia atherica). De plant is zouttolerant en zoutbehoeftig, en groeit alleen onder omstandigheden waarin het bodemvocht een zoutgehalte heeft van 2%, en is dan ook uitsluitend aan te treffen op stranden.

Verticaal

1. Wordt gebruikt voor vulkanen die in staat worden geacht supererupties voort te brengen, waarbij meer dan 1000 km³ tefra wordt uitgeworpen (VEI=8). Het zijn de zeldzaamste en tegelijk meest verwoestende vulkanische uitbarstingen.
2. Een type vulkaan dat vlakke hellingen heeft. Worden gevormd door uitbarstingen waarbij mafische (silica-arme) lava vrijkomt.
3. Een stal waarin de mest wordt opgepot.
5. Een steen of kei die door een gletsjer of ijskap is meegevoerd.
7. Een bergketen in Europa, die zich uitstrekt van de Franse Middellandse Zeekust in het zuidwesten tot de Pannonische vlakte in het oosten.
9. Een verbrede, veelal trechtervormige monding van een rivier, waar zoet rivierwater en zout zeewater vermengd worden en zodoende brak water ontstaat, en waar getijverschil waarneembaar is.
12. Eén van de verwoestendste effecten van een vulkaanuitbarsting. De golven bestaan uit vaste of halfvloeibare lava, gas, rotsen en as. Ze kunnen temperaturen bereiken tot circa 850 °C.
14. Wat zich voortplant langs het oppervlak van een vloeistof, zoals water, en onder invloed van de zwaartekracht en massatraagheid.
17. Ander woord voor pyroklasten, worden in de vulkanologie en geologie brokstukken in vulkanisch gesteente bedoeld.
18. Ander woord voor wier.
22. Een ijsmassa die gevormd wordt op land en dik en groot genoeg is om bergafwaarts te stromen.
25. Het geologisch tijdvak ook wel Saaleglaciaal, is een etage van de serie Pleistoceen, die duurde van 238 tot 126 ka geleden. Het is een glaciaal dat werd voorafgegaan door het Oostermeer Interglaciaal en gevolgd door het Eemien.
27. Is in de geologie (meer precies in de geodynamica) het gebied dat langs een gebergte of subductiezone ligt, aan de kant van de subducerende plaat.
29. De locatie onder de aardkorst tussen twee of meer tektonische platen, waar een aardbeving ontstaat.
30. Het proces van slijtage van een vast oppervlak waarbij materiaal wordt verplaatst of geheel verdwijnt.
33. Een grote komvormige krater, gevormd door vulkanische activiteit. Ontstaan wanneer grote hoeveelheden pyroclastisch materiaal door een vulkaan worden uitgestoten waardoor het dak van de magmakamer niet meer ondersteund wordt.
34. Een grondsoort bestaande uit een slecht gesorteerd mengsel van keien, grind, zand en leem.
37. Een vaste plant, die tot de grassenfamilie (Poaceae) behoort. Het is een pioniersplant die belangrijk is bij de vorming van duinen.
39. Afvalmateriaal dat bestaat uit losse brokstukken, grotendeels bestaande uit stenen en beton, van gesloopte of ingestorte gebouwen, viaducten, bruggen en andere objecten.
40. Andere naam voor Siliciumdioxide.
45. Een heuvel van fijn zand langs de kust, een rivier, in een zandwoestijn of op andere plekken.