Geologische begrippen (deel 29)

VERWERING. Klik hier.

EROSIE. Klik hier.

DENUDATIE. Klik hier.

PEDIMENTVLAKTE. Zijn eigenlijk voetvlakten en zijn vaak te vinden in de warmere klimaten met bergen. Een voetvlakte is een licht hellende oppervlakte aan de voet van een berg, vandaar de naam voetvlakte. Vaak komen voetvlakte voor in tropische klimaten of savanneklimaten. Voetvlakten vormen zich door erosie, deze voetvlakten zijn een klein beetje bol en sluiten zich aan op een restgebergte, ook wel residuairgebergte genoemd. Pedimentvlakten worden ook wel erosievlakten genoemd, omdat er geen andere oorzaak van deze vlakten gevonden kan worden. Men moet de oorzaak echter wel in het pedimentvlak zelf zoeken.
Pedimenten komen voor in de warmere klimaten: aride-, semi-aride-, mediterrane of tropische savanneklimaten.
Aride = droge pedimenten komen b.v. voor in Utah en Arizona. Ze zijn enigszins concaaf = bol en ze sluiten aan op een residuairgebergte = restgebergte. Dit laatste geeft al aan, dat erosie zeer lang haar werk heeft kunnen doen. Het pediment bestaat uit hetzelfde gesteente als het restgebergte. De oorzaak van haar ontstaan kan dus niet worden gezocht in een hardere laag, m.a.w. in verschil in resistentie. Op het pediment ligt meestal alleen een bedekking van los gesteente en wat zand, die verder van de berg iets dikker wordt.
De dikte van deze puinlaag is gering, tot maximaal 1.50 m.
Conclusie: een pediment is dus een erosievlakte en geen accumulatievlakte. Op het erosievlak liggende steenbrokjes, die door latere afzettingen worden bedekt. Deze kan men in te onderzoeken profielen terugvinden als grindniveaus = stone lines = grindvloertjes.
Al lang geleden was er een vorm van erosie bekend, die pedimenten kon vormen. Bij hevige onweersbuien stroomt het water over het gehele oppervlak af. Deze krachtig stromende, enkele cm's dikke waterlaag, kan stenen en zand vervoeren. Men noemt zo'n waterlaag sheet flood. Een dun waterlaagje, dat afstroomt bij minder hevige stortbuien, wordt wel sheet wash genoemd. Het restgebergte kan variëren van enkele kleine kopjes tot een flink gebergte. In dit laatste geval komen er uit het bergland verwilderde rivieren, die zich divergerend = waaiervormig vertakken. Bij hevige regenbuien stromen ze over en ze vormen dan ook een vlakvormige watervloed (sheet flood of een sheet wash).
De hellingen van de residuaire bergen wijken door de afspoeling terug. Dat kan zover doorgaan, dat er nog nauwelijks enig reliëf overblijft in een pediment, dat is uitgegroeid tot een grote vlakte, die valt onder het begrip schiervlakte of peneplain. Het zou heel goed kunnen zijn, dat veel van de eerder genoemde peneplains = schiervlakten op deze wijze zijn ontstaan in aride of semiaride gebieden en dus pedimenten = pediplains zijn.

EFEMEER. Een rivier met slechts zelden water bevattende bedding en stromende in een pediment, bv. wadi. Klik hier.

CONCAAF. Klik hier.

SCHIERVLAKTE OF PENEPLAIN. Klik hier.

PLAYA MEER. Een playa meer is een ondiepe, brakke of zoute binnenzee in een droog klimaat. Als het meer of een zoutvlakte is uitgedroogd spreekt men van een playa.

DURICRUST. Klik hier.

PUINWAAIER. Klik hier.

SPOELVLAKTE. Klik hier.

INSELBERG. Klik hier.

Bestudeer eerst bovenstaande cursus.
IN ONDERSTAANDE GEGEVENS STAAN ER VAAK HYPERLINKS. KLIK ER OP EN LEES OOK DIE TEKSTEN.
ER WORDEN DAAR VRAGEN OVER GESTELD.

Antwoorden te halen uit bovenstaande gegevens. Selecteer het antwoord dat je het meest juist lijkt en/of vul in.

MEN KAN DE OEFENING OOK OPNIEUW MAKEN, DOOR MET DE RECHTERMUISTOETS OP HET SCHERM TE KLIKKEN EN DAN, INDIEN HET WOORD ER STAAT, IN HET GEOPENDE VENSTER TE KLIKKEN OP "VERNIEUWEN"

VLAKKE RELIËFS

Bij de studie van terrassen, stelden men vast, dat verwering, denudatie en riviererosie sterk variëren met de heersende klimaten. En daarmee verschillen ook sterk de door deze processen gevormde reliëfs.

Lange tijd heeft men het reliëftype van onze streken, dat van de koelgematigde en humide gebieden van West-Europa en de Oostkust van de VS, als 'normaal' beschouwd. Men moet echter vaststellen, dat dit wereldwijd gezien allerminst normaal is, omdat ijstijden het reliëf hier grondig hebben beïnvloed. Tegenwoordig heeft men dan ook de reliëfvormen van aride, semiaride en tropische gebieden grondig bestudeerd. Hierbij moet men beseffen, dat de in deze gebieden gevormde reliëfs ook in onze ondergrond algemeen zijn terug te vinden.
Bij de bestudering van reliëfvormen moet men niet alleen letten op de toendertijd heersende klimaten ter plaatse, maar ook rekening houden met de duur van de inwerking, die van beslissende invloed is. 'Jonge' gebergten, die worden versneden door dalvormende rivieren, vertonen bv. andere reliëfs dan oudere gebergten, waar exogene processen in hun afhankelijkheid van het klimaat, hun werking lange tijd hebben uitgeoefend.

Vlakke reliëfs komen in verschillende vormen voor, bv. als kustvlakte en als schiervlakte (peneplain). Kleine vlakke gebieden noemt men planaties of vervlakkingen. Meerdere aaneengesloten vlakke gebieden vormen een groot vlak oppervlak of een vlakte. Een sedeplain is een regressievlak, bv. van een zee, met als kenmerk regressiegrind.
(Regressie: is een term die in de geologie gebruikt wordt om aan te geven dat de kustlijn verschuift van meer continentaal naar meer bekkenwaarts. Dit hoeft niet direct een dalende zeespiegel te betekenen. Gedurende de geologische geschiedenis wisselden perioden van transgressie en regressie elkaar af. Deze afwisselingen hebben zich zowel regelmatig (cyclisch) als onregelmatig voorgedaan.) In sedimentaire gesteenten zijn perioden van regressie te herkennen aan de erosieve vlakken

Pedimenten
Pedimenten is een voetvlakten met flauw hellende oppervlakken aan de voet van een gebergte of van geïsoleerde bergen of heuvels. Hun oppervlakte varieert van enkele m² tot vele km². De afwatering bestaat uit veel divergerende of waaiervormige, efemere (slechts zelden water bevattende beddingen). Pedimenten komen voor in de warmere klimaten: aride, semi-aride, mediterrane of tropische savanneklimaten.
Aride (droge) pedimenten komen bv. voor in Utah en Arizona. Ze zijn enigszins concaaf (bol) en ze sluiten aan op een residuairgebergte (restgebergte). Dit laatste geeft al aan, dat erosie zeer lang haar werk heeft kunnen doen. Het pediment bestaat uit hetzelfde gesteente als het restgebergte. De oorzaak van haar ontstaan kan dus niet worden gezocht in een hardere laag, m.a.w. in verschil in resistentie. Op het pediment ligt meestal alleen een bedekking van los gesteente en wat zand, die verder van de berg iets dikker wordt. De dikte van deze puinlaag is gering, tot maximaal 1.50 m.
Conclusie: een pediment is dus een erosievlakte en geen accumulatievlakte. Op het erosievlak liggende steenbrokjes, die door latere afzettingen worden bedekt. Deze kan men in te onderzoeken profielen terugvinden als grindniveaus (stone lines of grindvloertjes).
Al lang geleden was er een vorm van erosie bekend, die pedimenten kon vormen. Bij hevige onweersbuien stroomt het water over het gehele oppervlak af. Deze krachtig stromende, enkele cm's dikke waterlaag, kan stenen en zand vervoeren. Men noemt zo'n waterlaag sheet flood. Een dun waterlaagje, dat afstroomt bij minder hevige stortbuien, wordt wel sheet wash genoemd.
Het restgebergte kan variëren van enkele kleine kopjes tot een flink gebergte. In dit laatste geval komen er uit het bergland verwilderde rivieren, die zich divergerend (waaiervormig) vertakken. Bij hevige regenbuien stromen ze over en ze vormen dan ook een sheet flood of een sheet wash.
De hellingen van de residuaire bergen wijken door de afspoeling terug. Dat kan zover doorgaan, dat er nog nauwelijks enig reliëf overblijft in een pediment, dat is uitgegroeid tot een grote vlakte, die valt onder het begrip schiervlakte. Het zou heel goed kunnen zijn, dat veel van de eerder genoemde peneplains of schiervlakten op deze wijze zijn ontstaan in aride of semiaride gebieden en dus pedimenten = pediplains zijn.
Aan de periferie, dus aan de onderrand van het flauw hellende pediment, blijft het getransporteerde materiaal liggen en wordt het dus gesedimenteerd. Een pediment, waarvan het benedengedeelte een accumulatievlakte is en ook wel een vlakte, ontstaan door verdrogen van meren of een zoutvlakte heet een playa. Vanuit een playa kan materiaal worden weggevoerd door water of door de wind (denk aan löss).
Als er, zoals in woestijnen vaak het geval is, geen afwatering naar zee is, dan verdampt het water en ontstaan er vaak zoutafzettingen.
Soortgelijke afzettingen heten duricrusts of harde korsten. Ze vormen vaak de scheiding tussen de grondwaterspiegel en het oppervlaktewater. Ze kunnen ook bestaan uit kalk en heten dan caliches of calcretes . Er bestaan ook kiezelkorsten = SiO2-korsten,die silcretes heten.
Als het gebergte meer puin levert dan de sheet flood van het pediment kan afvoeren, dan vormen er zich aan de voet van het restgebergte piedmont fans of puinwaaiers. Van de berg afgaande wordt de korrelgrootte van het materiaal kleiner.
Degelijke piedmontafzettingen zijn in geologische tijden heel vaak ontstaan na orogenese = gebergtevorming.

In een mediterraan klimaat liggen de pedimenten veelal op weinig resistent gesteente en bovendien is er vaker en meer wateraanbod. Hierdoor ontstaan er sedimentatiepakketten, waarin dalen zijn uitgesneden. In de dalbodems kunnen bij klimaatschommelingen nieuwe insnijdingen ontstaan. Hierdoor kunnen pedimenten terrasgewijs boven elkaar komen te liggen. Dit soort pedimenten is door franse onderzoekers beschreven onder de naam glacis (aardglooiïng). De klimaatsveranderingen, waardoor de terrasvormige pedimenten zijn ontstaan worden in verband gebracht met de ijstijden.

In een tropisch savanneklimaat is er sprake van een tropische regentijd, gevolgd door een lange tijd van droogte. Het gesteente onder de oppervlakte verweert tot een rode bodem. Door de open vegetatie kan het verweringsmateriaal gemakkelijk worden afgespoeld (Afspoelen = langs het aardoppervlak afvoeren van water, met sediment). Men spreekt dan ook van spoelpedimenten of spoelvlakten.
De restbergen in spoelvlakten, met hun steile hellingen met veel chemische verwering, duidt men internationaal aan met de Duitse benaming Inselberge. Stellig zijn ook enkele peneplains of schiervlakten te identificeren met deze spoelvlakten. Ze zijn dus ontstaan in een savanneklimaat, hetgeen ook wordt bevestigd door de er in voorkomende rode bodems. Voorbeelden zijnte vinden in de Harz en in het Thüringer Leisteengebergte.

Een tropisch klimaat is humide (vochtig). Er zijn wel inselbergen, maar die zijn minder steil en meer versneden. Dat komt, doordat door de zwaardere begroeiing de sheet floods worden afgeremd. De afspoeling krijgt meer het karakter van afglijdende verplaatsing van verweerd materiaal (Creep = een zeer langzame massabeweging die jaren of zelfs eeuwen doorgaat).
De rivieren vervoeren fijnkorrelig verweringsmateriaal en ze snijden zich weinig diep en weinig terugwaarts in.
Tenslotte merkt men op, dat gebieden met pedimenten natuurlijk ook kunnen worden opgeheven. De pedimenten zijn dan meestal niet meer actief, m.a.w. het is een fossiel pediment. Voorbeelden vindt men veelvuldig in de Ardennen. Blijven ze wel fungeren als pediment, dan spreekt men van rompvlakten (Rompvlakte = een tot schiervlakte gereduceerd voormalig gebergtemassief).