Werkwoord of persoonsvorm (alle modellen 2)

Vul de gaten in
voorbeeld: (vallen) De boom .....
De boom valt

Vul alle gaten in.
Klik dan op Controleer (om je antwoord te controleren).
Klik op "[?]" en je krijgt een tip.
Klik op Hint en je krijgt de volgende letter.
Als je hints en tips gebruikt, verlies je punten.

1. (kijken) Het kind naar de televisie.
2. (dansen) Het meisje iedere woensdag.
3. (spelen) Hij piano.
4. (zwemmen) Ik al 1 kilometer.
5. (lopen). jij in het park?
6. (blazen). De wind hard.
7. (luisteren) Jij naar de radio.
8. (vliegeren). De jongen met zijn nieuwe vlieger.
9. (vliegen) Het vliegtuig hoog in de lucht.
10. (liggen) Zijn fiets in het gras.