Klik eerst op "Let op!". Lees aandachtig "Let op!". Kies het correcte antwoord voor elke vraag en duid aan. Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je resultaat.

1. 40% van de figuur is geel gekleurd. Hoe kan men het gele deel nog aanduiden?
   

   1.   ?    1/5 van de figuur.
   2.   ?    40/100 van de figuur.
   3.   ?    40/10 van de figuur.
   4.   ?    0,20 van de figuur

2. Hieronder staan 4 staafjes getekend. Van welk staafje is 60% rood gekleurd?
   

   1.   ?    a
   2.   ?    b
   3.   ?    c
   4.   ?    d

3. In welk van de onderstaande vier groepen is 25% van de stippen paars gekleurd?
   

   1.   ?    a
   2.   ?    b
   3.   ?    c
   4.   ?    d

4. In welk van deze rechthoeken is 50% oranje gekleurd?
   

   1.   ?    a
   2.   ?    b
   3.   ?    c
   4.   ?    d

5. Hoeveel % is het zwarte deel van de ganse rechthoek?
   

   1.   ?    1/8%
   2.   ?    7%
   3.   ?    12,5%
   4.   ?    25%

6. De figuur stelt de plattegrond voor van een vergaderzaal, waarin slechts zes zitplaatsen onbezet blijven. Welk percent van de zitplaatsen is bezet?
   
   

   1.   ?    18%
   2.   ?    82%
   3.   ?    25%
   4.   ?    75%

7. Hoeveel vakjes moet ik kleuren om 40% te kleuren?
   

   1.   ?    2
   2.   ?    4
   3.   ?    5
   4.   ?    3

8. Hoeveel delen van de cirkel moet ik kleuren om 75% te kleuren?
   

   1.   ?    1
   2.   ?    2
   3.   ?    3
   4.   ?    4

9. Deze bolletjes stellen 100% voor. Hoeveel bolletjes stellen 125% van de gegeven hoeveelheid voor?
   

   1.   ?    12
   2.   ?    15
   3.   ?    18
   4.   ?    21

10. Welk deel van dit vierkant is geel gekleurd?
    

    1.   ?    40%
    2.   ?    0,4
    3.   ?    1/4
    4.   ?    4/1

11. Welk deel van deze rechthoek is groen gekleurd?
    

    1.   ?    1/5
    2.   ?    40%
    3.   ?    0,04
    4.   ?    2/10

12. Welk deel is bruin gekleurd?
    

    1.   ?    De helft.
    2.   ?    Een kwart.
    3.   ?    3/4
    4.   ?    20%

13. Waaraan is 100% gelijk?

    1.   ?    100
    2.   ?    1
    3.   ?    100/10
    4.   ?    0,01

14. Aan welk getal is 18% gelijk?

    1.   ?    1,8
    2.   ?    0,18
    3.   ?    18/10
    4.   ?    100/18

15. Aan welk getal is 70% gelijk?

    1.   ?    70
    2.   ?    0,07
    3.   ?    7/100
    4.   ?    70/100

16. Aan welk getal is 6% gelijk?

    1.   ?    6
    2.   ?    0,6
    3.   ?    0,06
    4.   ?    60/100

17. Waaraan is 3/8 gelijk?

    1.   ?    38
    2.   ?    8:3
    3.   ?    37,5
    4.   ?    37,5%

18. Waaraan is 45/100 gelijk?

    1.   ?    45%
    2.   ?    0,45%
    3.   ?    4,5
    4.   ?    45

19. Waaraan is 60/100 gelijk?

    1.   ?    0,60%
    2.   ?    6%
    3.   ?    0,6
    4.   ?    0,06

20. Waaraan is 3/5 gelijk?

    1.   ?    30%
    2.   ?    0,35
    3.   ?    60/100
    4.   ?    6/15

21. Waaraan is 0,08 gelijk?

    1.   ?    8/10
    2.   ?    8%
    3.   ?    100/8
    4.   ?    80%

22. Waaraan is 1,1 gelijk?

    1.   ?    11/100
    2.   ?    1:1
    3.   ?    110%
    4.   ?    10/11

23. Waaraan is 0,65 gelijk?

    1.   ?    3/5
    2.   ?    13/20
    3.   ?    2/3
    4.   ?    5/6

24. 0,20 x 19 = ... x 19
    Welk getal mag je invullen op de puntjes?

    1.   ?    0,02
    2.   ?    1/5
    3.   ?    2%
    4.   ?    2

25. Welk van de onderstaande getallen drukt de grootste waarde uit?

    1.   ?    1/4
    2.   ?    0,4
    3.   ?    4%
    4.   ?    4/100

26. Welke uitdrukking heeft de kleinste waarde?

    1.   ?    0,18
    2.   ?    0,6
    3.   ?    2/4
    4.   ?    80%

27. In welke reeks zijn de getallen in dalende orde gerangschikt van links naar rechts?

    1.   ?    0,33 - 2/5 - 30% - 1/4
    2.   ?    2/5 - 0,33 - 30% - 1/4
    3.   ?    30% - 0,33 - 1/4 - 2/5
    4.   ?    1/4 - 2/5 - 30% - 0,33

28. Duid in de volgende getallenrij het getal aan waarvan de waarde het dichtste bij 1 ligt.
    0,1 - 101% - 10 - 0,9

    1.   ?    0,1
    2.   ?    101%
    3.   ?    10
    4.   ?    0,9

29. Tussen welke van onderstaande getallen hoort 25% thuis?

    1.   ?    Tussen 2/5 en 3/5.
    2.   ?    Tussen 1/10 en 3/10.
    3.   ?    Tussen 0,6 en 0,7.
    4.   ?    Tussen 0,25 en 0,30.

30. Welk getal hoort in deze rij niet thuis (probeer rekening te houden met de grootte van de getallen)?
    1 - 100% - 100 - 100/100
    

    1.   ?    1
    2.   ?    100%
    3.   ?    100
    4.   ?    100/100