Onze klas krijgt nieuwe banken. 17 voor de jongens en 6 voor de meisjes. Achteraan in de klas wil de juf ook nog 2 banken zetten. Hoeveel banken moeten er gekocht worden?
23
24
25
De juf deelt schriften uit. Iedere leerling krijgt 3 schriften. In de klas zitten 15 leerlingen. Hoeveel schriften heeft de juf nodig?
35
45
55
In het derde leerjaar zitten 23 kinderen, in het vierde leerjaar 26. Hoeveel kinderen zitten er in de tweede graad?
48
49
50
In de lagere school zitten 96 kinderen. 52 ervan blijven op school eten. Hoeveel kinderen gaan thuis eten?
44
46
48
Mama koopt een broek en een trui voor Emma. De broek kost 34 euro. Moeder moet in totaal 58 euro betalen. Hoeveel kost de trui?
92
58
24
De directeur telt elke dag de fietsen in het fietsenrek. Gisteren telde hij er 13, vandaag telde hij er dubbel zo veel. Hoeveel fietsen stonden er gisteren en vandaag samen?
26
39
48
In de fruitwinkel staan schaaltjes met peren. Op ieder schaaltje liggen 8 peren. Moeder koopt 3 schaaltjes. Hoeveel peren zijn dat?
24
26
28
De juf maakt 5 groepjes van 4 leerlingen en een zesde groepje van 3 leerlingen. Hoeveel leerlingen zitten er in de klas?
20
12
23
In de Schoolstraat liggen 75 huizen. Er staan 26 huizen aan de linkerkant. Hoeveel huizen staan er dan aan de rechterkant?
100
51
49
Moeder gaat wafels bakken. Ze heeft 12 eieren nodig. In één bakje zitten 6 eieren. Hoeveel bakjes moet moeder kopen?