SPELLING: Woordpakket 15
-cht of -gt?
Mijn juffrouw ........ dat ik heel braaf ben.
- zegt
- zecht
Zij ...... altijd mooie kleren.
- draagt
- draacht
De jongen ...... zijn nieuwe broek.
- zogt
- zocht
Piet ...... een dikke buik.
- krijcht
- krijgt
Wil jij de deur even ...... doen?
- digt
- dicht
Oma ...... drie kilogram peren.
- kocht
- kogt
Dat konijntje is op de ...... .
- vlugt
- vlucht
Ik houd mijn ...... bij de les.
- aandacht
- aandagt
Dat is een droevig ....... .
- berigt
- bericht
Dat ...... was heel hevig.
- gevegt
- gevecht
Die meubels worden met de ...... vervoerd.
- vragtwagen
- vrachtwagen
Jantje ...... de hele tijd aan zijn vriend.
- dacht
- dagt
Hij ...... op konijnen.
- jaagt
- jaacht
Die rode pullover is heel ...... .
- zagt
- zacht
In de ...... vliegen zwaluwen.
- lucht
- lugt