Een beetje woordenschat - Het verkeer

Extra woordenschat

Vul de juiste woorden in.
1. Wanneer er in een straat alleen een verplichte rijrichting is, spreken we van .
2. Sommige straten mag je niet inrijden: het zijn of -straten.
3. Tijdens de spitsuren is er vaak en dan moet je .
4. We spreken dan van een .
5. Verkeerslichten die op elkaar afgestemd zijn, zodat je niet telkens meer hoeft te stoppen, zijn .
6. Op een brede weg moet je je wagen in de juiste rijstrook zetten voor je links afslaat; dat noemen we .
7. Op een kunnen verkeerslichten staan, op een niet.
8. Een autosnelweg heeft een met een om er veilig te kunnen oprijden, en een met een om de snelweg veilig te kunnen verlaten.
9. Op de vind je op regelmatige afstanden waarmee je de wegenwacht kunt verwittigen.
10. Een voorligger die te traag rijdt, kun je voorbijrijden of .
11. Bij mist is het vaak lastig rijden omdat het beperkt is.
12. Wanneer er aan een weg gewerkt wordt, is er meestal een uitgestippeld.
13. Meestal wordt de automobilist door een met de tekst erop attent gemaakt dat er gewerkt wordt aan de weg.
14. Onder verkeerstekens verstaan we de verkeerslichten, de verkeersborden en de .
15. In de bebouwde kom is er altijd een .
16. In woonerven verplichten de automobilisten hun snelheid drastisch te beperken.