Zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Gap-fill exercise

Fill in all the gaps, then press "Check" to check your answers. Use the "Hint" button to get a free letter if an answer is giving you trouble. You can also click on the "[?]" button to get a clue. Note that you will lose points if you ask for hints or clues!
Vul aan met: te(n), tte(n), de(n) of dde(n).
Tussen de haakjes is het volledige werkwoord (infinitief) vermeld.


1. De storm verwoes (verwoesten) ons tuinhuisje.
2. Het team lan (landen) gisteren pas laat op de luchthaven van Zaventem.
3. De kinderen lach (lachen) toen hij weer eens mors (morsen).
4. Wij vermoe (vermoeden) dat de verzekering het vergoe (vergoeden).
5. Mijn vriend pos (posten) de brief nog net op tijd.
6. Mijn auto star (starten) vanmorgen niet.
7. Het toch (tochten) in dat bijgebouw verschrikkelijk.
8. Mijn moeder hech (hechten) veel waarde aan die foto’s.
9. De meisjes staar (staren) me al een tijdje aan.
10. De kranten berich (berichten) de volgende dag niets over het voorval.