Werkwoorden

Invuloefening.

Kies uit de gegeven woorden en vul in op de juiste plaats. Als je een tip (hint) vraagt, verschijnt de eerste letter (de volgende letter) van het antwoord. Vul alle woorden in en druk dan op "Controleer". Als "Juist! Goed gedaan!" verschijnt, ben je klaar.
1. Wie (carpoolen) , draagt bij tot de kwaliteit van het milieu.
2. Dat jij Clouseau zo (verafgoden) , kan er bij mij niet in.
3. Dat zij niet te betrouwen is, (worden) je nu wel duidelijk, niet?
4. Vroeger werd al het kantoormateriaal (leasen) .
5. Waarom (worden) je vorige week ontslagen broer nu plots bij de grote baas geroepen?
6. Vroeger heeft mijn moeder nog (volleyballen) .
7. (Zich inbeelden) u zich eens in dat u een koning was!
8. Hij (tossen) voor hij aan het spel begon om te weten wie er als eerste zou gaan.
9. (Wenden) u in geval van problemen tot de eigenaar!
10. (Dominoën) jij nu even met Katrijn? Of zal ik het doen?
11. Ik (saven) mijn tekst nog even en sluit dan de pc af.
12. Jan (deleten) het woord voor hij gisteren het programma afsloot.
13. Als de muziek is (mixen) , hoor je hoe goed de kwaliteit is.
14. (Worden) je een verdachte brief aangeboden, aarzel dan niet om mij onmiddellijk te contacteren.
15. Wie (benijden) je het meest om je wagen: je broer want zijn auto is een wrak of je zus want zij heeft enkel een fiets?
16. Hij (rolskiën) liever dan te skateboarden.
17. Er wordt (verwachten) dat de animatieploeg 's avonds nog (entertainen) .
18. Sofie (brainstormen) met de groep voor zij de opdracht begon.
19. Joris (rugbyen) nu al vijf jaar in Gent.
20. De renners zijn nog niet (finishen) .